De situatie in het aanmeldcentrum voor asielzoekers in Ter Apel is weer schrijnend. Kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer agendeerde dat minderjarige alleenstaande vluchtelingen – lees: kinderen zonder ouders – verwaarloosd worden. De opvanglocatie is overvol. De leefomstandigheden, privacy, veiligheid en hygiëne zijn ondermaats, mensonterend zelfs. Premier Rutte zegt zich ‘diep te schamen’. Toch lijken structurele oplossingen niet in zicht: het rijk en verschillende gemeenten maken nog altijd onvoldoende harde afspraken. En wie de migratiedebatten een beetje volgt, kan de officiële verklaring uit de politiek al uittekenen: we zijn ‘overvallen’ door een ineens hoge instroom van asielzoekers. Dat is niet overtuigend; dit speelt al decennia. Hoe vaak kun je overvallen worden door iets wat steeds gebeurt? Het is inmiddels een gratuit excuus met veel gevolgen voor migranten(kinderen) en ook voor Ter Apel.
Het is hoog tijd dat deze situatie fundamenteel verbetert. Maar hoe? Het is duidelijk dat het niet lukt het vraagstuk van asielopvang adequaat te regelen binnen onze parlementaire democratie. Te gevoelig – ‘draagvlak’, ‘aanzuigende werking!’ – te veel politieke kortetermijnbelangen. Om vergelijkbare redenen stelt Eva Rovers in haar recente pamflet Nu is het aan ons voor een ‘burgerberaad’ te organiseren rond klimaatbeleid. Aangezien de democratische instrumenten van de bestaande politiek er niet in slagen beleid in te voeren dat de naderende klimaatcrisis kan afwenden, is het tijd voor een nieuw instrument, schrijft ze. Bij zo’n burgerberaad buigt een gelote groep burgers zich over een complex maatschappelijk probleem en zij komen uiteindelijk, hopelijk, tot een set politieke voorstellen. Tijdens dit proces, dat maandenlang kan duren, spreken zij met allerlei (ervarings)deskundigen en vooral ook met elkaar. Een geslaagd voorbeeld is het Ierse burgerberaad uit 2017 dat leidde tot versoepelde abortuswetgeving.
De situatie in Ter Apel verdient ook zo’n burgerberaad, hoewel het niet eenvoudig is er een te organiseren dat succesvol is. Rovers laat zien dat elk onderdeel doordacht en goed geregeld moet zijn. Ten eerste het onderwerp: dat dient duidelijk afgebakend. In dit geval zou het gaan over de manier waarop Nederland de eerste opvang van asielzoekers moet regelen. Hoe moeten gemeenten samenwerken? Welke mogelijkheden bestaan er tot het snel uitbreiden van menswaardige opvangplekken? Zouden meer aanmeldpunten helpen? Is meer samenwerking op EU-niveau nodig?
Ten tweede moet de groep die plaatsneemt in het beraad representatief zijn, oftewel een afspiegeling van de samenleving. Bij een burgerberaad over asielopvang betekent dit vereiste niet alleen, denk ik, dat een diverse groep Nederlandse burgers – in opleidingsniveau, woonlocatie, achtergrond, politieke oriëntatie et cetera – deelneemt. Het zou fraai zijn als ook asielzoekers erin plaatsnemen. Dit zet enigszins op scherp of de term ‘burger’-beraad wel passend is; asielzoekers zijn dat natuurlijk (nog) niet. Maar het is het meest democratisch om alle personen op wie beleid van toepassing is te betrekken bij het ontwerpen ervan. Daarbij zouden hun gezichtspunten de aanwezige kennis en ervaringsdeskundigheid binnen het beraad verrijken. Ik zou dan zowel Oekraïners als niet-Europese asielzoekers uitnodigen. Momenteel gelden voor deze twee groepen totaal verschillende opvangregelingen. Oekraïners hoeven bijvoorbeeld niet naar Ter Apel, zij kunnen zich in elke gemeente aanmelden. Het is de vraag of dit sterke onderscheid houdbaar en wenselijk is.
Rovers beschrijft ook dat glashelder afgesproken moet worden wat de politiek met de resultaten van het burgerberaad gaat doen. Weinig is zo slecht voor politiek vertrouwen als het organiseren van schijnparticipatie. Zo organiseerde Frankrijk in 2019 een burgerberaad over klimaatwetgeving. President Emmanuel Macron zei aanvankelijk dat hij de voorstellen van dit klimaatberaad ‘ongefilterd’ zou invoeren, maar na afloop bedeelde hij zichzelf plots ‘jokers’ toe en schrapte drie van de 149 voorstellen. Bovendien was Macron even vergeten dat de Franse senaat ook nog zijn fiat moest geven aan de voorstellen, en die nam er uiteindelijk slechts vijftien aan. Dit laat zien dat vóórdat een burgerberaad aanvangt al duidelijk moet zijn dat de uitkomsten direct ingevoerd worden of ingediend worden als wetsvoorstellen.
Zou een burgerberaad de politieke impasse in Ter Apel doorbreken? Als we Rovers lezen is succes nagenoeg verzekerd, mits het goed opgezet en uitgevoerd is. Dit optimisme is aanstekelijk en hoewel ik ook voor een burgerberaad pleit, lijkt een goede afloop mij niet gegarandeerd. Allereerst is de suggestie ‘als de procedure goed is, is de uitkomst goed’ lastig te falsifiëren. In een politiek weerbarstige wereld is het nauwelijks mogelijk een perfect burgerberaad te organiseren. Teleurstellende uitkomsten kunnen daardoor altijd toegedicht worden aan manco’s in, zeg, vraagstelling, representativiteit of tijd die genomen is voor het burgerberaad. Daarnaast: Immanuel Kant schreef dat uit iets kroms als de mensheid nooit iets rechts getimmerd is. Met andere woorden: is het wel zo dat als burgers onder de juiste voorwaarden delibereren er altijd iets bevredigends uitkomt? Voorstellen dus, die concreet, constructief, wetenschappelijk onderbouwd en in lijn met mensenrechten zijn. Maar goed, Ter Apel zit politiek muurvast en Rovers’ betoog stemt hoopvol, dus laten we het vooral proberen.