Het is adembenemend om te zien hoe de bakens verschuiven in de Amerikaanse Irak-politiek. In vier maanden tijd veranderde George W. Bush van een triomferende heerser die vanaf een vliegdekschip de militaire overwinning in Irak afkondigde in een president-met-problemen die de wereld vraagt zijn bezettingsleger te helpen. «Ik erken dat niet al onze vrienden het eens waren met onze beslissing Saddam Hoessein te verdrijven», zei Bush maandag in een nationale tv-toespraak. «Maar we kunnen meningsverschillen uit het verleden niet in de weg laten staan van onze huidige plichten.»

Anders gezegd: help ons, we redden het niet. Het was voor het eerst dat Bush dat erkende. Een Amerikaans voorstel voor een resolutie die een grotere VN-rol moet regelen, wordt al dit weekeinde in Genève door de permanente leden van de Veiligheidsraad besproken. Bush, die geen vertrouwen had in de VN, is terug bij de VN.

Het is makkelijk voor de tegenstanders van de oorlog om nu in hun vuistje te lachen, maar wat in Irak op het spel staat, stijgt uit boven leedvermaak. Allereerst (opnieuw) de geloofwaardigheid van de internationale gemeenschap. Het was VN-secretaris-generaal Kofi Annan zelf die eveneens maandag de hand in eigen boezem stak. «Ik heb het ongemakkelijke gevoel dat ons systeem niet werkt zoals zou moeten», zei hij. «We moeten de manier waarop we functioneren veranderen.» De crisis rond de aanloop naar de Irak-oorlog noopt volgens hem tot een hervorming van de Veiligheidsraad. Irak zal niet het laatste conflict zijn waarop de VN zich stuklopen. Een nieuwe vorm van samenwerking tussen de supermacht en de wereldgemeenschap is dan ook van groot belang om een verdere oorlogszuchtige Alleingang te voorkomen.

En er is, of de tegenstanders van de Irak-campagne het nu willen horen of niet, nogal een terrorismeprobleem. Cynisch genoeg was de invasie op één punt wel degelijk succesvol. Waren Hoesseins Baath-partij en radicale moslimbewegingen voorheen gezworen vijanden, nu werken ze samen. De aanvallen op Amerikaanse troepen in Irak vertonen opvallend veel gelijkenis met de opgevlamde hinderlaagcampagne van de Taliban en al-Qaeda in Afghanistan. Dixit Bush in zijn toespraak: «Irak is nu het centrale front in de oorlog tegen terrorisme.» Yep! Al was vóór de invasie de Irak-al-Qaeda-connectie waar Bush zo op hamerde non-existent. De waarheid heeft Bush’ leugen op vernietigende wijze ingehaald (Irak, de «moeder aller self fulfilling prophecies»), maar als de bommenleggers winnen, ziet het er niet best uit. Al te makkelijk wordt vergeten dat al-Qaeda en anderen hun heilige oorlog voeren tegen joden en «kruisvaarders», waaronder Bin Laden himself niet alleen de Amerikanen, maar óók de VN schaarde.

Niet alleen in Irak, waar het VN-hoofdkwartier werd opgeblazen, maar ook in Afghanistan worden hulpverleners aangevallen. De Taliban en hun Arabische medestrijders hebben hun strategie gewijzigd: ze proberen de bevolking voor zich te winnen. Volgens correspondenten springen ze tegenwoordig glimlachend uit hun hinderlaag, en worden ontbaarde, naar muziek luisterende mannen niet langer gekeeld, maar teruggestuurd nadat ze een preek hebben moeten aanhoren. Westerse hulpverleners, echter, worden zonder omhaal gedood. De Taliban zijn niet op hun achterhoofd gevallen: mullah Omar, Osama bin Laden noch Saddam Hoessein bevindt zich in Amerikaanse handen en de gewapende strijd gaat door. Het geld en de mensenrechten van de VN vormen een groter gevaar voor hun middeleeuwse denkbeelden dan de militairen. Ook Amerikaanse commandanten zien dat. Kolonel Donahue, de zojuist afgezwaaide bevelhebber in Kandahar, vertelde de pers dat de strijd zal worden gewonnen door hulpverleners, niet door militairen.

Een hechte samenwerking van de VN en de VS is de enige kans om nog iets goeds te verrichten in Irak en Afghanistan. Maar er is veel wantrouwen. Bush wordt ervan verdacht niet zijn strategie, maar slechts zijn tactiek aan te passen. Hij verkeert in de problemen: de kosten van de bezetting zijn enorm (het Amerikaanse begrotingstekort was nooit hoger en de economie staat er slecht voor), het thuisfront mort, en over veertien maanden zijn er presidentsverkiezingen. Hoewel Bush niet in de positie lijkt om eisen te stellen aan de VN zijn zijn voorwaarden niet mals: de Amerikanen blijven op alle vlakken de lakens uitdelen in Irak. De VN mogen dokken en helpen bij het opruimen van de rotzooi.

Het is ondenkbaar dat de Veiligheidsraad daarmee akkoord zal gaan. Het zal er dit weekeinde hard aan toe gaan in Genève. Een resolutie die achteraf de oorlog zal goedkeuren is kansloos. En het met VN-geld financieren van Amerikaanse bedrijven die de wederopbouw ter hand nemen om vervolgens de oliedollars op te strijken als de Iraakse economie weer loopt, zal ook geen hoge ogen gooien. Logisch zou zijn dat de Amerikanen de militaire controle behouden, ook over eventuele VN-troepen, en de rest overlaten aan Kofi Annan. Die zou dan in ruil voor het redden van Bush’ hachje kunnen eisen dat de VS hun diplomatieke oorlog tegen het Internationaal Strafhof (zie het artikel van Misha Glenny op pagina 16) opgeven.

Mocht dát de eindpositie worden van Bush’ geschuif met bakens, dan zijn we het stadium van leedvermaak voorbij. Dan is er reden voor een bescheiden applaus.