© Sanne Peper

Ik zit nu al het hele weekend na te denken over wat ik over Buut, De naderende dood kan zeggen. De premisse van het toneelstuk, geschreven door Jan Hulst en Kasper Tarenskeen, is simpel en poëtisch genoeg: de jonge zzp’er Ramses (Tim Linde) heeft in het vliegtuig een rare curry gegeten en is nu, zoveel maanden later, helemaal geel geworden. En hij stinkt. Alsof hij onder zijn huid aan het verrotten is. Zijn darmen begeven het. Hij trekt een heel stuk huid zo van zijn pols af. Het probleem is alleen dat, hoewel de toeschouwer een volledig geel geschminkte acteur ziet, zijn vriendin en zijn vrienden niets aan hem merken. Niemand zegt iets van zijn huidskleur, en nee, hoe vaak hij er ook naar vraagt, ze vinden hem niet stinken.

Als die premisse simpel genoeg is, dan is wat volgt dat allerminst. Of tenminste, het is niet makkelijk uit te leggen waar het stuk verder over gaat. Over alles, eigenlijk.

Twee vriendinnen zijn een modellenagentschap begonnen, en voor hun eerste klus zijn ze ingehuurd door een buitenaards ras dat een foto wil van de mooiste man op aarde, zodat ze hem kunnen vergelijken met hun mooiste mannelijke exemplaar. Hoewel het lot van de mensheid er waarschijnlijk van afhangt, klaagt de ene (Emma Pelckmans) vooral over haar relatie, en geeft de ander (Nadia Babke) in geaffecteerd Engels blasé commentaar op relatieproblemen zoals je dat vooral in damesglossy’s aantreft. Voor de aliens twijfelen ze tussen Ramses en zijn vriend Kirk, maar kiezen toch voor parttime-model (en parttime-barman in pop-up-cocktailbars) Chaim. Omdat hij niet ‘swag’ uitstraalt, maar swag is. Chaim (Chris Peters) straalt ondertussen als barman vooral de vleesgeworden verveling uit. Maar dan in het midden van het stuk, uit het niets, vertelt hij een weergaloze droom na over hoe hij in een kip veranderde en eieren ging leggen. De scène daarna is hij ineens in Jeruzalem, waar hij zich scheel betaalt aan een flatje onder de Iron Dome, omdat hij zo graag bij zijn joodse familie wil zijn. Die dat heel lief van hem vindt, maar ook een beetje raar, aangezien zijn vader wel joods is, maar zijn moeder niet. En dus mag hij niet mee naar Krav Maga-les.

In Chaim’s bar drinken Ramses en Kirk (Thomas Höppener) ondertussen cocktails die naar Tweede-Wereldoorlogvliegtuigen zijn vernoemd en praten over de platte domheid die de wereld overspoelt, in dit geval in de vorm van de Brexit, die in een BBC News-uitzending eruit ziet als de zombie-tv-serie The Walking Dead. Hoe ontstijg je de domheid? De onnavolgbare Kirk wil een utopie beginnen ergens in Zuid-Frankrijk, maar shit, hij is vergeten zijn dochter (‘Tammarinde!’) van de crèche te halen. Wat hem niet weerhoudt eerst nog een Messerschmitt te bestellen.

Als je een pistool tegen mijn hoofd zou houden en me zou dwingen een overkoepelend thema te benoemen, dan zou ik ‘zingeving’ zeggen. Maar dat is zo’n platgetreden woord waarvan je meteen gaat gapen. Net als ‘dertigersdilemma’. Buut gaat wel degelijk over de vraag hoe je je verbindt met de wereld om je heen – een modevraag bij uitstek – maar doet dat op zo’n hysterische manier dat het continu de existentiële vragen die je jezelf kunt stellen om die vraag te beantwoorden belachelijk maakt. De taal waarin iedereen praat is fantastisch. Hip, vol Engelse termen, elke zin is grappig, opgefokt, over the top. Het is die toon die het stuk draagt, omdat die Hulst en Tarenskeen in staat stelt het cliché van het debat rond zingeving te lijf te gaan, en tegelijkertijd, als je het niet verwacht, hun personages tussen alle bullshit door ineens heel wezenlijke dingen te laten zeggen. Het is echt en nep tegelijk, bullshit en serieus.
Er valt nog veel meer over het stuk te zeggen. Denk ik. Ik zou het nog eens moeten zien. Het speelt deze week nog in Frascati. Een kaartje kost dertien euro. Je bent gek als je er niet naartoe gaat.

Buut, de naderende dood is tot en met zaterdag te zien in Frascati. Daarna is het nog te zien in Arnhem (Huis Oostpool) en Den Haag (Theater aan het Spui).