New York – De trend in de grote westerse steden, mede gedreven door zorgen over klimaatverandering, is nagenoeg universeel: de auto wordt teruggedrongen ten faveure van openbaar vervoer, wandelen en fietsen. Daarvan heeft men ook in New York de mond vol. En toegegeven, hier en daar worden fietspaden aangelegd, hoewel zelden ten koste van voor auto’s gereserveerd asfalt, en worden rijbanen gereserveerd voor bussen. Die laatste worden echter steevast geblokkeerd door dubbel geparkeerde auto’s, die daarvoor zelden bekeurd worden.
De straten van New York zijn namelijk nog altijd voor en van auto’s. Voeg daarbij dat het stokoude en ernstig ondergefinancierde metrosysteem op barsten staat en je krijgt een voor deze tijd bizarre statistiek: het autobezit in New York neemt toe. Eind 2017 waren ruim 1,92 miljoen particuliere auto’s geregistreerd (op 8,6 miljoen inwoners), een toename van 8,6 procent ten opzichte van 2013.
Het gevolg van dit alles laat zich raden: delen van de stad, vooral in Manhattan, lopen totaal vast met autoverkeer, wat nog eens verergerd wordt door de populariteit van ridesharing-diensten als Uber en Lyft. Het parlement van de staat New York nam daarom de volgende maatregel aan, die per 1 januari van start had moeten gaan: taxi’s betalen 2,50 dollar elke keer dat ze Manhattan binnenrijden, Ubers en Lyfts zelfs 2,75. Ook carpoolers moeten voortaan betalen, 0,75 dollar per auto. De naar schatting 400 miljoen dollar die deze toeslagen de stad jaarlijks moeten gaan opleveren, komen ten goede aan het kwakkelende openbare vervoer, in het bijzonder het metrosysteem.
De cabbies (taxichauffeurs), die aanzienlijk beter georganiseerd zijn dan de individualisten die voor Uber en Lyft rijden, hebben de toeslagen tijdelijk weten te blokkeren door een rechtszaak aan te spannen. Die zaak, evenals het openbare debat hieromtrent, draait grosso modo om twee argumenten: de cabbies claimen dat deze vorm van rekeningrijden hun toch al magere inkomsten verder zal afromen; de staat verdedigt de toeslagen door erop te wijzen dat taxiklanten de kosten zullen dragen, en die klanten kunnen zo’n toeslag in de regel prima missen.
Opmerkelijk is wat in het debat onbesproken blijft: de toeslag wordt niet geheven voor particuliere automobilisten die alleen, gezeten in hun luxemobiel, Manhattan oprijden. Dat zou namelijk veel logischer zijn dan voor het veel effectievere ridesharing te laten betalen: de stad zou er aanzienlijk meer inkomsten mee binnenhalen en de dagelijkse opstoppingen zouden vermoedelijk afnemen. Het zou echter ook betekenen dat politici de particuliere autobezitters tegen zich in het harnas jagen en dat is, blijkbaar ook in de ogen van taxi- en Uber-chauffeurs, een brug te ver. Amerikaans exceptionalisme op z’n best.