
Politieke filosofie staat voorop in deze documentaire over de protestbeweging van de gele hesjes van 2018 in Frankrijk. Maar je kijkt je ogen uit vanwege iets anders: van dichtbij en merkwaardigerwijs in high definition zijn we midden in het straatgeweld dankzij beelden gemaakt met smartphones, body cams en allerlei draagbare camera’s van televisiejournalisten. Het effect hiervan is gek genoeg niet vervreemding, maar het tegenovergestelde; het is alsof de harde werkelijkheid je hoofd binnendringt tijdens het kijken.
Om te beginnen lijkt – en is – het bloed echt: helderrood en glimmend op de klinkers van de Parijse straat waar een stungranaat de hand van een jongeman eraf heeft gerukt. De vingers zijn weg, vervangen door stukken vlees en huid. Het beeld is bizar, onherkenbaar, tenzij je zoiets ooit echt hebt gezien. De levensechte kwaliteit van de beelden dwingt de kijker deel te nemen aan deze werkelijkheid. Er is geen interventie, zoals in het geval van geredigeerde journaalbeelden. Je bent erbij, of je moet stoppen met kijken.
Maar dat zit er niet in. Regisseur David Dufresne plaatst de beelden centraal in zijn enscenering van de interviews. Filosofen, actievoerders, slachtoffers, politici en agenten worden afwisselend in close-ups en kijkend naar beelden groot geprojecteerd op schermen in verduisterde ruimtes gevraagd naar hun visie op de protesten. In de gesprekken komen denkers voorbij zoals Max Weber over het geweldsmonopolie, of Leon Trotski en Hannah Arendt over de vraag in hoeverre politiek een rol speelt in geweld gepleegd door de staat. Maar telkens dringt ‘de straat’ de beschaafde setting binnen. Even authentiek (en erg) als het bloed zijn de gillen van angst: mensen die in elkaar worden geslagen door de tot de tanden toe bewapende oproerpolitie. We zijn niet vrij om weg te kijken of om dit niet te horen.
In het licht hiervan is de titel van de film, Un pays qui se tient sage (een land dat zich goed gedraagt), ironisch, maar Dufresne vraagt: hoe ziet zo’n land er dan uit? Tijdens de les gilets jaunes, die begonnen als protest tegen de verhoging van brandstofprijzen, gedroeg de oproerpolitie zich allerminst ‘goed’. Een van de denkers stelt: het geweldsmonopolie van de staat is acceptabel, mits dit leidt tot meer veiligheid voor de burgers, in fysieke zin, maar ook voor wat betreft sociale voorzieningen en de gezondheidszorg. Zo bezien is de Franse staat er een van geweld, met de bijkomende implicatie dat dit van toepassing is op veel Europese landen.
Tegengas geven vertegenwoordigers van politievakbonden. Die stellen: moet je eens zien hoe gewelddadig en gewapend die gele hesjes zijn. Maar dit argument is kansloos tegen de overvloed aan beelden. Zelfs via body cams van de politie is niet te zien hoe deze actievoerders ooit ‘gevaarlijk’ kunnen zijn, zeker niet ten overstaan van de moderne, gepantserde Mobiele Eenheid. Een ‘prachtige’ scène toont een actievoerder in jeans in een perfecte boksershouding. Vuisten omhoog. En jabben. Maar zijn tegenstander, van top tot teen gekleed in hardplastic en Kevlar-supervezel, lacht hem uit.
Vanaf 4 maart te zien op picl.nl