‘Voor een sfeerreportage schakelen we over naar Zwitserland, camping Alpenblick, tijdelijk omgedoopt in Alpenfuck, in Bern, waar het Oranjelegioen is neergestreken. Jack, ben je daar?’
‘Als die meneer zijn broek weer even aan wil doen, en zijn armen van mijn schouders halen en me niet meer wil kussen, alstublieft…’
‘Kampioenen!’
‘Het is hier een gekkenhuis. Ik bedoel, het is hier een sfeervolle toestand na de overwinning van Neder-land op Italië.’
Drie mannen flappen hun oranje shirt met leeuwenopdruk omhoog. Eronder verrijst een plastic penis, in fel oranje.
‘Alpenfuck alpenfuck alpenfuck, alpenfuck alpenfuck alpenfu-huck.’
‘Hoe vindt u het hier?’
‘Lachen man. Biedje ouwehoeren, biedje zuupen, biedje lachen, biedje zus en zo. Maar lachen, vooral, ja, vooral lachen.’
‘Waarom dan, bijvoorbeeld?’
‘Ome Jan. Ome Jan is altijd lachen. Gisteren was-ie zo zat jongen dat-ie van voren niet wist dat-ie van achteren in de sloot flikkerde met zun dronken harses. Volgens mij hettie niejeens gevoeld dat die trek-ker over zijn knieën heen reed. We hoorden het knappen, die knieschijven, maar ome Jaap, of Jan, hoe heettie, bleef maar lachen met zijn dronken kop.’
‘En dat vinden jullie leuk?’
‘Leuk? Hoezo leuk? Wat is daar nou leuk aan? Vinde gij het leuk als ome Janus met zijn knie onder een trekker ligt soms? Moeten we jou eens even in je *** ******* en dan dierenvelen? Zal ik jou eens zo voor je neus rammen dat het wit van je ogen dwars voor je kont gaat staan? Dat is echt niet leuk, dat van ome Sjaak.’
‘Sorry.’
‘Dat dacht ik ook, ja. Anders haal ik m’n zwagers d’rbij, en dan piep je wel anders.’
‘Kom op jongens, laten we het gezellig houden, want tenslotte –’
‘Percies, we houden het gezellig, kom op jongens, want het is gezellig. En van je o en van je lee en van je o-lee.’
‘Mijn zwager Jan heeft ’n brulshirt en ik heb 86 welpies op mijn voorhoofd geplakt.’
Gebeurt allemaal echt.
‘Waarom zijn jullie hier?’
‘Omdat we trots zijn op Nederland.’
Hij laat een boer.
‘Waarom doen jullie dat?’
‘Om de leeuw te laten brullen.’
Jack wordt met zijn hoofd in een emmer geduwd.
‘Wmmammrm dnujnn jwullie ddwawt?’
‘Om de naam van Oranje hoog te houden. Lachen, man.’
Volwassen mannen in een dirndl-jurk, met een dirndl-vlechtenpruik op, klompen aan de voeten, alles oranje behalve de blonde pruik, zingen: ‘Wie niet springt is een Italiaan olé olé. Deutschland Deutsch-land alles ist vorbei.’
Lexmond groet Oranje. Koop hier de Boulahrouz-roomsoes. Café Zus wenst Oranje veel succes. Vortem zegt whowhaoolee. George Bush hondenriem. Kuyt-fluit bestellen? Even ome Jan bellen!
Nee hoor, er is niks vervelends gebeurd, zeggen ze in Bern. We vinden het alleen maar gezellig, die vijftigduizend gestoorde gekken op ons dorpspleintje. Die ladderzat worden en alles vernielen, die onze vrouwen en dochters aanranden, die kotsend voor het café in slaap vallen.
De burgemeester van Bern geeft zelfs een persconferentie om te vertellen hoe trots hij is op het Oranje-legioen dat zijn stad heeft ingenomen. Glimlachend negeert hij de bergen afval op straat, de plassen braaksel, de gesneuvelde ruiten, de kort en klein geslagen cafés, de huilende moeders en kinderen, de in brand gestoken bussen en trams – en steekt de loftrompet over de fans. Alle brulshirts en wortelbos-sen dragende liefhebbers die zich meester hebben gemaakt van Zwitserland als was het een speeltuin, zijn de prettigste gasten die Bern ooit heeft gehad, bezweert de burgemeester.
Achter zijn rug wordt de loco-burgemeester op de schouders genomen door een groep mannen met een oranje jojo aan hun ontblote geslachtsdeel en een vuilcontainer in gejonast. De wethoudster van Cultuur gaat met de billen bloot en wordt een oranje Ford Mondeo in gesleurd, waarna de raampjes dicht gaan en twee dozijn zwagers de auto op z’n kant zetten en daarna op z’n kop.
‘Lachen jongen!’
‘Van Basten is God!’
‘Wir wuunsen Oranjen viel geluuk.’ Tot besluit declameert de burgemeester de Nederlandse woordjes die hij uit zijn hoofd heeft geleerd. De laatste lettergreep gaat verloren in een reusachtig gebrul, dat wordt voortgebracht door een steeds dichterbij komende kring van honderden uitzinnige Oranjemannen, die zich op hetzelfde moment omdraaien, hun broek laten zakken en zich voorover buigen.
‘Lachen! De leeuw brult uit duizend billen.’