Met zijn eerste baan verdiende hij meteen al zo veel geld dat zijn vader zich afvroeg of hij misschien in drugs handelde. Ook later, toen hij zijn carrière in de reclamewereld had opgegeven voor een schrijversbestaan, heeft het Carlos Ruiz Zafón eigenlijk nooit ontbroken aan geld en erkenning.

Aan bescheidenheid misschien wel een beetje. De meest gelezen Spaanse schrijver na Miguel de Cervantes werd hij vaak genoemd. In een interview trok hij die bewering in twijfel. Maar niet om de tweede plaats na Cervantes toe te dichten aan een van de andere grootheden uit de Spaanse literatuur van de voorbije vier eeuwen. Ruiz Zafón merkte op dat er in de tijd van Cervantes geen meetinstrumenten bestonden om het lezersbereik te meten. Tussen de regels: Het zou me niet verbazen als ik nummer één was.

Helemaal onbegrijpelijk is dat niet. Van meet af aan was Ruiz Zafón succesvol. Zijn eerste roman De nevelprins (1993) won de Edebé-prijs voor jeugdliteratuur. Met het prijzengeld van dertigduizend euro op zak keerde hij zijn geboortestad Barcelona de rug toe en vestigde zich met zijn partner Mari Carmen Bellver in Los Angeles. Daarmee ging voor de toen 29-jarige Ruiz Zafón een droom uit zijn jeugd in vervulling: hij wist als kind al (‘vanaf mijn vierde’) dat hij schrijver wilde worden en L.A. leek hem de beste plek om dat beroep uit te oefenen.

Na zijn debuut schreef Ruiz Zafón nog drie jeugdboeken. Ze werden goed ontvangen, maar de echte doorbraak kwam in 2001 met De schaduw van de wind. Meer dan vijftien miljoen boeken in 36 talen werden er verkocht van deze roman die tegen de achtergrond van het naoorlogse Barcelona speelt. Emili Rosales, redacteur bij uitgeverij Planeta en in de loop van de jaren goed bevriend geraakt met Ruiz Zafón, was meteen overtuigd. ‘Bij de eerste lezing van De schaduw van de wind zag je al dat dit een uitzonderlijk boek was, zei ze tegen El Mundo. ‘De decors waren fantastisch, de personages onuitwisbaar en de beelden plastisch en krachtig. Dit boek had geen ontdekker nodig.’

Bijna twintig jaar werkte Ruiz Zafón aan het vierluik dat De schaduw van de wind zou vormen met Het spel van de engel (2008), De gevangene van de hemel (2011) en Het labyrint der geesten (2016). Bij elkaar vormen ze Het kerkhof der vergeten boeken, een idee dat geïnspireerd was op een boekenmagazijn in Los Angeles en de antiquariaten van Ciutat Vella in Barcelona. Hoewel de tetralogie zich afspeelt in de Catalaanse metropool, heeft Ruiz Zafón het werk overwegend in L.A. geschreven, op tienduizend kilometer afstand. Volgens de auteur zelf is de plek waar hij schrijft van grote invloed. ‘Als ik ergens aan werk, weet ik welke stukken in Barcelona zijn geschreven’, zei hij ooit. ‘Ik kan haar energie voelen.’

Nét iets kleiner dan Miguel de Cervantes. Of toch groter?

Toch heeft hij zich meer dan eens laatdunkend uitgelaten over zijn geboortestad. ‘Wat me als decor interesseert, is het Barcelona van de industriële revolutie en de Spaanse Burgeroorlog’, antwoordde hij eens op de vraag waarom hij niet over het Barcelona van nu schrijft. ‘Sindsdien is er niets bijzonder interessants gebeurd, in geen enkel opzicht. En sinds enkele jaren absoluut niets. Ik zie er niets om over te schrijven.’

In Barcelona, in Spanje en in Europa vond Ruiz Zafón geen referenties. In de Amerikaanse cultuur trof hij daarentegen alles aan wat hem aantrok: jazz, film, detective- en misdaadromans. Zijn voorliefde voor de film voerde hem naar Hollywood en Los Angeles, en toch is geen van zijn werken ooit verfilmd. Aan aanbiedingen ontbrak het niet. Maar Ruiz Zafón weigerde steeds zijn twee grote liefdes met elkaar te laten vermengen. ‘De versie waarin mijn verhalen bestaan, zijn voor mij de definitieve’, zei hij bij de presentatie van Het labyrint der geesten. ‘Ze zijn zoals ik ze wilde zien. De oorsprong van deze vier romans was voor mij een eerbetoon aan het geschreven woord, aan de literatuur. Ik zie er de zin niet van in om ze te transformeren.’

Van wat hij ‘het literaire wereldje’ noemde, moest Ruiz Zafón niets hebben. ‘Alles wat ze in die kringen zeggen, is uit belangen die vermomd zijn als principes. Ik heb het geluk dat ik ze links kan laten liggen. Dat zogenaamde literaire wereldje is één procent literair en 99 procent wereldje. Wie daar instapt doet dat uit noodzaak, om te overleven: een werkje hier, een werkje daar.’ De voorbije jaren raakte hij ervan overtuigd dat schrijvers met talent en ambitie zich vrijwel niet meer met literatuur bezighouden. Ze werken bij de film en televisie. De literaire wereld was voor hem ‘een getto van middelmatigheid, verveling, pretenties en poses’ geworden.

Ook de Verenigde Staten zijn volgens Ruiz Zafón niet aan de malaise ontkomen. ‘De VS hebben geen boekencultuur meer’, schreef hij zijn uitgever in 2011. ‘De plek voor boeken is Europa.’

Hij was bezig een woning te zoeken in Londen. Maar van een verhuizing is het niet meer gekomen. Op 55-jarige leeftijd overleed hij in Los Angeles aan kanker. De zoon uit een Barcelonees middenklassegezin, die tot zijn ergernis bekendstond als afstandelijk, arrogant en gereserveerd, liet miljoenen trouwe lezers in meer dan veertig landen achter. Zij zullen zich herkennen in deze passage uit Het spel van de engel: ‘Ik kan nog niet sterven, dokter. Nog niet. Ik heb dingen te doen. En ik heb tenslotte nog een heel leven om dood te gaan.’