In het voorwoord bij zijn memoires verklaart Casanova dat hij zich tijdens zijn gehele leven heeft overgegeven aan het toeval. Hij roept uit: ‘Wat een wederwaardigheden waren het resultaat van deze systematische systeemloosheid!’ En even later: ‘Het deed mij plezier de koers kwijt te raken en ik heb voortdurend gedwaald met als enige troost dat ik mij daarvan bewust was.’
De memoires die volgen zijn het vijfduizend pagina’s tellende verslag van die verdwaling. Een rollercoaster per postkoets die de lezer met niet te temperen rusteloosheid naar alle hoeken van het oude Europa meesleurt. Venetië, Istanbul, Parijs, Wenen, Dresden, Londen, Madrid, Moskou: Casanova is als een proton in de deeltjesversneller die het Europa van de achttiende eeuw was – althans voor de elite.
Casanova was door de natuur overmatig bevoordeeld met charme, persoonlijkheid, intelligentie en een onaantastbaar geloof in de goede afloop der dingen zolang hij maar zijn intuïtie vertrouwde, maar dit veelbewogen leven leidde uiteindelijk tot niets. In zijn eigen tijd was hij, aan het einde van zijn leven gekomen, een curiositeit geworden, áls men zich hem al herinnerde. Zijn memoires schrijvend keek hij terug, ondanks het stoïcijnse karakter van het voorwoord, op een mislukt leven. Al zijn pogingen om in de eeuw die de zijne was erkend te worden als schrijver, vertaler, mathematicus, filosoof of diplomaat hadden niet tot blijvende resultaten geleid. Ook in de liefde en in financiële zaken moest hij, ondanks talloze veroveringen, ten slotte zijn verlies erkennen. Hij stierf alleen en, vergeleken met de fortuinen waar hij ooit over beschikte, in relatieve armoede.
Het enige onderwerp waarbij zijn genie onbekommerd en los van modieuze ruis kon stralen was hijzelf. De memoires die hij in enkele jaren op papier zette, zonder andere ambitie dan de strijd tegen de verveling van de oude dag, werden zijn enige echte literaire meesterwerk.
Een van de meest verbijsterende elementen van de memoires is de gedetailleerdheid ervan. Tot vijftig jaar na dato weet Casanova niet alleen te vertellen met wie hij waar dineerde, maar ook exact wat er op tafel stond en hoeveel het geheel hem kostte. Deze overvloed aan details en feiten doet bijna nergens af aan de vaart van de vertelling. Voordat een bepaalde episode langdradig of alledaags dreigt te worden zit Casanova al weer in een volgende koets of boot, op weg naar het volgende, en vooral weg van het vorige verhaal.
Niet alleen doet de detaillering een fotografisch geheugen vermoeden, ook is duidelijk dat Casanova tijdens zijn leven de verhalen eindeloos voor publiek heeft uitgeprobeerd. Wanneer hem in gezelschap werd gevraagd het beroemde verhaal van zijn ontsnapping uit de Piombi-gevangenis te vertellen, stelde hij het publiek voor de keuze: de beknopte versie of de uitgebreide versie. Een verhaal van twee uur, of een verhaal van zes uur. Een meeslepend en theatraal verteller was hij, die niet zelden door zijn eigen woorden tot tranen werd geroerd. Het moet deze levenslange try-out zijn geweest die het hem mogelijk maakte om in relatief korte tijd het zeer lange verhaal van zijn leven met zoveel lucht en vaart op papier te zetten.
In het falen in alles wat hij zich reeds op jonge leeftijd tot doel stelde – roem, rijkdom en onafhankelijkheid – gaat zijn uiteindelijke triomf verscholen. Want juist door deze mislukking is het hem gegeven niet alleen zichzelf, maar de gehele wereld die hij vertegenwoordigde een spiegel voor te houden. Behalve door de historische couleur locale zijn de memoires vooral treffend door het moderne karakter ervan. Flexwerkend, onafhankelijk, vrijzinnig en toch in essentie zeer moralistisch reist Casanova zijn leven lang door een Europa zonder duidelijke culturele grenzen. Het is een continent dat in zijn beschrijving en beleving weinig verschilt van de federale eenheid die men in deze tijd nastreeft. Het is, kortom, tijd dat Casanova, naast alle andere dingen die hij was, erkend wordt als oer-Europeaan. Bij het zoeken naar een gemeenschappelijke Europese identiteit zouden zijn memoires geen slechte basis voor een canon zijn.