Bros van Romeo Castellucci © Jean-Michel Blasco

Het gebeurt wel vaker dat theatermakers een verzameling ‘gewone mensen’ op het toneel zetten. Gewoon in de zin dat ze niet in een theaterdiscipline geschoold zijn en dat ze de eenvormigheid ondergraven van professionele acteurs. De aanblik van zo’n groep die onderling verschilt van leeftijd, verschijning en persoonlijke expressie, kan heel aansprekend zijn. En juist omdat ze niet geleerd hebben om hun onzekerheden te verbergen, heeft hun ongepolijste optreden iets ontroerends.

Er zijn producties die in elke stad van een (internationale) tournee lokale spelers zoeken om uitvoering te geven aan een invulbaar concept. Zo’n voorstelling is Bros van de Italiaanse regisseur Romeo Castellucci. Zo’n dertig aangemelde enthousiastelingen uit Amsterdam en omgeving staan straks op het Holland Festival-podium, aangevuld door een tiental vaste acteurs. Maar de uiterlijke variatie van de amateurspelers wordt hier helemaal niet uitgebuit. De deelnemers zijn geselecteerd op een voorgeschreven postuur en beharing: het zijn allemaal besnorde, kortgeknipte mannen van ongeveer dezelfde lengte. In een eerdere Duitse versie in Hamburg waren de geselecteerden overwegend wit van huidskleur. Ze verbeelden een geüniformeerd politiecorps. Broeders zijn het, zoals de Engelse titel aangeeft. Hun individuele persoonlijkheid verdwijnt in de anonieme massa van het corps.

Daarbij komt dat het vrij donker is op het toneel. Wie weleens een voorstelling van Castellucci heeft gezien, herkent de schilderachtige belichting waar hij taferelen in vervat. Hemels wit spotlicht contrasteert met een ondermaanse schemering, zodat de agenten in Bros soms door de duisternis worden opgeslokt en je alleen de voormannen van een colonne ontwaart.

Het schijnt dat deze gelegenheidscast niet meer dan een middag heeft gerepeteerd. Dat geloof je bijna niet, zo choreografisch nauwkeurig zijn de formaties waarin de spelers aantreden, zo gericht zijn hun vele handelingen en zo weinig onzekerheid is daaruit af te lezen. Dat is precies waar het de regisseur om te doen is. De vrijwilligers onder de politiemannen worden tijdens de voorstelling via ‘oortjes’ voortdurend aangestuurd. De lange lijst intrigerende voorwaarden van hun deelname staat op een uitgereikte publieksflyer. ‘Ik ben bereid om te geloven dat ik een politieman ben’, luidt een eerste gebod. Gespecificeerder: ‘Ik zal bevelen in grote ernst uitvoeren, ook als die me belachelijk lijken.’ Of: ‘Ik zal nooit een spontaan of “natuurlijk” gebaar maken om een beetje te ontspannen of om mijn zenuwen te kalmeren.’ En: ‘Na ieder uitgevoerd bevel blijf ik roerloos wachten op het volgende bevel.’

Castellucci is vermaard om zijn onorthodoxe visie op acteren. Hij zoekt daarin niet zozeer een vakmatig opgeroepen illusie, als wel een rauwe portie werkelijkheid. De eerste voorstelling van zijn hand die het Holland Festival presenteerde, in 1998, zorgde voor ophef omdat Cassius en Brutus in zijn gefragmenteerde versie van Shakespeare’s Julius Caesar vertolkt werden door twee schokkend uitgeteerde, aan anorexia lijdende meisjes. ‘Ceci n’est pas un acteur’, meldde een neergelaten houten bord, een parafrase van het beroemde ‘dit is geen pijp’ dat de surrealistische schilder Magritte bij de afbeelding van een pijp zette.

Castellucci kan iemand met een door kanker aangetast strottenhoofd een lange, klassieke monoloog laten uitspreken, waarbij de met moeite geproduceerde woorden een benauwende uitwerking hebben. In zijn operaregie van Glucks Orpheus en Euridice werd het dodenrijk waar de oud-Griekse held in afdaalt verbeeld door een (gefilmd) ziekenhuis met een in blijvende coma verkerende patiënte als zijn ondode geliefde. Castellucci heeft paarden, honden en koeien op het toneel gezet. Zijn choreografie op Stravinsky’s Sacre du printemps werd ‘gedanst’ door veertig computergestuurde machines die op het ritme van de muziek de botten van geslachte runderen vermaalden: het lenteoffer van onze consumptiemaatschappij. Hij heeft kinderen een afbeelding van Jezus laten bekogelen en eindigde een theatralisering van Mozarts Requiem met het adembenemende tafereel van een baby van zes maanden die minutenlang alleen op het grote podium lag te zijn.

Bros begint met een gedeclameerde bijbeltekst uit het boek Jeremia door een hoogbejaarde speler die onbeschaamd zijn oude, bijna-naakte lichaam toont. De man spreekt hierbij Hongaars, wat dus niet veel toeschouwers kunnen volgen. Omdat het nou eenmaal een Hongaar ís. En omdat de voorspellingen van profeten nooit zijn begrepen. Een vertaling van de tekst kan op de flyer nagelezen worden.

In het politiegedeelte van de voorstelling wordt een aspect van de acteurspraktijk uitvergroot. Je overgeven aan de visioenen van een regisseur betekent aangestuurd worden door een onzichtbare opdrachtgever. Dit koppelt Romeo Castellucci aan zijn blik op de handhavende macht. De agenten op het podium doen wat hun wordt gezegd. Zonder aarzeling en zonder commentaar. Het effect van die afspraken is een overweldigende, massale daadkracht. ‘Het bevel wordt de handeling’, zegt de regisseur in een interview. ‘Er is geen ruimte voor een oordeel, een mening of een geweten.’

Als die uitdrukkingsloze agenten, uitgerust met gummiknuppels, halverwege de voorstelling de zaal in gaan en het publiek met een cordon omringen, voel je de dreiging van hun aanwezigheid. We hebben gezien hoe ze erop los kunnen slaan. Hoe ze arrestanten hebben gevloerd en vernederd. Hoe fanatiek ze zich op een weerloos naakt lichaam hebben uitgeleefd. Het is geënsceneerd geweld, dat indruk maakt door de werkelijkheidsbeelden die het oproept. Een sinistere soundscape vol op de handelingen getimede donderende geluidsexplosies onderstreept de grimmigheid ervan. Doordat de mannen dit alles in opdracht doen, beroofd van de mogelijkheid om hier individueel iets van te vinden, belichamen zij de discipline van hiërarchisch georganiseerde groeperingen: militaire eenheden, de ME bij een optreden of misdaadbendes die absolute gehoorzaamheid vereisen van hun soldaten.

Castellucci’s acteurslegers gingen op in de regels van het spel. Met gedienstige overgave

De verontrustende notie die sluimert in Bros is dat mensen tot alles in staat zijn, zolang zij menen het groepsbelang of hun getekende overeenkomst te dienen. Bevel is bevel. In het interview na afloop van de Hamburgse voorstelling zei Castellucci dat hij rekening hield met verstorende of weigerachtige performers, maar die waren uitgebleven. Zijn gerekruteerde acteurslegers gingen op in de regels van het spel. Met gedienstige overgave.

Zelf zegt Castellucci dat Bros geen morele veroordeling is van excessief politiegeweld. In het interview na afloop noemde hij kort zijn persoonlijke confrontatie daarmee bij een ‘gele hesjes’-demonstratie in Parijs die niet aangenaam was.

Maar hij bedacht dit theaterstuk voordat de doodgeslagen George Floyd de wereld schokte, en die actuele gebeurtenissen deden hem twijfelen over het doorzetten ervan omdat hij er een abstractere notie van macht mee wil uitdrukken. Zijn geweldstaferelen zijn namelijk ontdaan van oorzaak en gevolg. Het politiecorps van Castellucci wordt niet met misdaden geconfronteerd. Er zijn geen overtredingen te bestraffen. Er is helemaal geen tegenstander. Bij het geweld dat de agenten uitbeelden, gaan ze alleen maar elkáár te lijf. Waarbij het volkomen willekeurig en inwisselbaar is wie de daders zijn en wie de slachtoffers.

Bros van Romeo Castellucci © Jean-Michel Blasco

Als inspiratiebron voor Bros noemt de regisseur de slapstickfilms van Charlie Chaplin en Buster Keaton. Als daarin agenten opduiken, zorgen die voornamelijk voor chaotische achtervolgingen. Een eerste uitwerking van zijn idee, gemaakt voor het Brusselse Kunstenfestivaldesarts van 2021, was getiteld Buster. De veertig politiemannen verschenen daar in de openlucht van een plein, met aan de ene kant een hoofdbureau van de plaatselijke politie en aan de andere kant een religieuze kathedraal. Maar de humor en de lichtvoetigheid van slapstick zijn in de latere schouwburgvoorstelling ver te zoeken. Die is op een duistere manier vervreemdend en hoogstens absurdistisch in het gegeven dat het politiegeweld niet verder reikt dan de eigen gelederen van deze delegatie. Alsof het voortkomt uit een diepmenselijke aandrift. Of alsof de agenten bij gebrek aan een te handhaven orde volharden in de handelingen die hierbij horen.

Toch is het ook wel weer geestig dat Romeo Castellucci zijn zeggenschap over dit politiecorps óók gebruikt om de agenten in te zetten voor een poëtische verbeelding. Zo stelt de politiemassa zich op voor een geheimzinnige alienpop die hoog boven dit leger oprijst, alsof dit de god is die vereerd en gehoorzaamd wordt.

Met ingetogen ernst worden panelen met zwart-witfoto’s van dieren gedragen, en uitvergrote portretfoto’s. Daar is een foto bij van Samuel Beckett, de grootmeester van het absurdistische theater. En het heeft een ongerijmde schoonheid om agenten voor Beckett te zien salueren. De politiemacht rolt regelmatig middeleeuwse banieren uit waarop Latijnse motto’s staan plus een vertaling. ‘Weten zij niet wat zij moeten doen? Dan zullen zij imiteren’, luidt zo’n motto vrij vertaald. En: ‘Een zijde die zichtbaar verschijnt, is niets zonder de onzichtbare keerzijde.’ Verder bevat Bros taferelen met wonderlijke instrumenten, zoals een bizar orgel van pneumatische gasflessen dat eigenhandig stomende klanken uitstoot. En organiseren de agenten zich zo nu en dan in bijbelse poses; een pietà, een heilige Sebastiaan met blote bast en wonden van nepbloed.

Hier allemaal chocola van maken is geen eenvoudige opgave. Maar Castellucci richt zich, in navolging van Antonin Artauds theater van de wreedheid, niet op een intellectueel begrijpen, maar op een zintuiglijke, gevoelsmatige ervaring. ‘De vraag naar het waarom is gevaarlijk’, sprak de regisseur geamuseerd toen de interviewer hem in Hamburg om toelichting vroeg. Hij volgt zijn creatieve ingevingen, ook als hij die zelf niet helemaal kan doorgronden. En doorspekt zijn voorstellingen met katholieke symboliek, waar niet iedereen in thuis is. Dat kán op de toeschouwer arrogant en intimiderend overkomen: deze regisseur vraagt van zijn publiek dezelfde overgave aan het onbegrijpelijke als van zijn spelers.

Een van de gedragsregels waar zijn amateurspelers zich aan committeren, neemt een voorschot op protesterend publiek: ‘Ik zal niet reageren, zelfs niet als toeschouwers het podium opstormen.’ Ook dat is nog niet gebeurd, en daarvoor is het handelen van zijn agenten ook te theatraal. En wie bereid is om een behoefte aan duiding te negeren en alles maar te nemen voor wat het is, maakt iets indrukwekkends mee. Castellucci’s nauwe samenwerking met de machinevormgevers en met zijn vaste componist en lichtontwerper levert een gesamtkunstwerk op van een geheimzinnige schoonheid, dat even oogstrelend is als subversief.

Bros van Romeo Castellucci speelt op 24 en 25 juni in ITA