Deze week staat de wereld stil bij een van de cruciale gebeurtenissen van de twintigste eeuw: de revolutie in Iran, die veertig jaar geleden uitbarstte. Het is aanleiding voor allerlei reportages over het Iran van nu en terugblikken op de opstand van toen. Veel nuttiger is het om te zien wat de veertigste verjaardag van de Iraanse revolutie werkelijk is: een herinnering aan het imperialisme van de Verenigde Staten in de twintigste eeuw, en een monument voor hoeveel onheil een land kan zaaien door te rommelen in een ander. De Iraanse revolutie is nu overvleugeld door de aanslagen van 11 september 2001 als voornaamste symbool van Blowback: onvoorziene gevolgen van buitenlandse inmenging die als een boemerang terugslaan op de VS. Maar de Iraanse revolutie doet er qua gevolgen weinig voor onder.
De revolutie begon niet bij stakingen en demonstraties in het jaar daarvoor, of bij de overtrokken ambities en repressie van de sjah. De revolutie begon bij woede van Winston Churchill om de onbestaanbare Iraanse wens, na de Tweede Wereldoorlog, om de helft te krijgen van het geld dat werd verdiend met het oppompen van Iraanse olie. Churchill was als hoofd van de Britse Admiraliteit in 1914 de drijvende kracht geweest achter de Britse aankoop van een meerderheidsbelang in Anglo-Persian Oil Company, die beslag had gelegd op de olie van Iran. Dat was begin jaren vijftig Anglo-Iranian Oil Company geworden (nu BP), toen premier Mossadegh zijn aanmatigende idee lanceerde. Dat leverde prompt een couppoging op, georkestreerd door de Britse geheime dienst. Die mislukte, en de Britten klopten vernederd aan om hulp bij de nieuw opgerichte geheime dienst CIA van grote broer VS.
Probleem was nog wel: een motief, want Mossadegh was geen communist, geen stroman van de Sovjet-Unie, en de Amerikaanse president Eisenhower geloofde geen snars van alle vreselijke scenario’s die de CIA schetste als Mossadegh aanbleef. Hij steunde liever Mossadegh, die allemaal vooruitstrevende dingen deed – einde aan dwangarbeid, ontslagvergoeding, ziektekostenverzekering, en dergelijke. Evengoed begon de CIA een coup te plannen die het werk van communisten moest lijken. De CIA had geen ervaring met zulke operaties, had nauwelijks contacten in Iran, maar had wel heel veel van iets anders: dollars. Daarmee werden eerst de Strijders van de Islam gekocht, religieuze extremisten die volgens de CIA zelf ‘een terreurbende’ waren. Ze moesten iedereen in Mossadeghs kring bedreigen, religieuze leiders en gerespecteerde mensen in elkaar slaan en erbij zeggen dat ze communisten waren. Daarna werden parlementariërs gekocht, hoofdredacteuren, hoge militairen (een kreeg liefst een miljoen dollar contanten in de hand gedrukt, bijna tien miljoen in huidige waarde), zelfs de tweelingzus van de sjah. Karrenvrachten propaganda werden naar Teheran gebracht, waarin Mossadegh een communist was, een jood, of allebei.
Toen Eisenhower in 1953 alsnog overstag ging – dreiging van de sovjets, en zo – ging de coup meteen live. Toen die mislukte (Mossadegh was de coup steeds een stap voor) verlegden de improviserende en steeds nerveuzer wordende Amerikanen hun koers naar het scheppen van anarchie. Daarvoor huurden ze tientallen straatbendes in, vechtsportclubs, en bus- en vrachtwagenladingen vol mannen van zuidelijke stammen, zelfs de krachtpatsers van een kermis. Zij creëerden chaos in Teheran, waarna troepen van de sjah Mossadeghs huis veroverden en de monarchie herstelden.
‘Het geloof in de magie van geheime operaties floreerde’, schrijft Tim Weiner in Een spoor van vernieling, zijn geschiedenis van de CIA. De coup werd in Washington gevierd als een geweldige overwinning, en als blauwdruk voor de toekomst. Het was de eerste keer dat de VS een staatsgreep orkestreerden in vredestijd, en door het (vermeende) succes in Iran zou dit worden gekopieerd in Latijns-Amerika, Afrika, Azië. Maar dat negeerde de les op de lange termijn. De CIA organiseerde voor de sjah een meedogenloze geheime politie, terwijl ‘een generatie Iraniërs opgroeide in de wetenschap dat de CIA de sjah had geïnstalleerd’, schrijft Weiner. Het resultaat: ‘Uiteindelijk zou de chaos die de CIA in de straten van Teheran had gebracht zich tegen de VS keren.’ Dat leverde niet zomaar een vijand op, maar een onverzoenlijk fundamentalistisch regime, dat al decennialang aan staatsterrorisme doet, terroristische groepen steunt en het halve Midden-Oosten beheerst. Een dure les. Hoop je.