‘Politiek bedrijven, dat gaat van harde trappen in de kloten.’ Het was slechts een van de talrijke bons mots waarmee de rechtse houwdegen Charles Pasqua furore maakte. En anders dan anderen die het Franse politieke vocabulaire verrijkten, bracht hij ze ook in de praktijk. Bekend is de anekdote dat Pasqua, zojuist benoemd als minister van Binnenlandse Zaken, naar de kluis van zijn werkkamer op het ministerie liep, daar een dikke bruine envelop uit haalde, en die vervolgens in handen drukte van de hoofdredacteur van Minute, een extreem-rechtse publicatie. ‘Socialistische schandalen’ stond erop. ‘De verschrikkelijke meneer Pasqua’ noemde voormalig president François Mitterrand hem.

Op 29 juni overleed Pasqua op 88-jarige leeftijd ten gevolge van een hartstilstand. Links Frankrijk zal niet om hem rouwen, maar toch kon ook Manuel Valls er niet omheen dat het land met Pasqua een van zijn markantste politici verloren heeft. ‘Een verzetsheld die een zeker idee van Frankrijk incarneerde’, twitterde de socialistische premier, verwijzend naar Pasqua’s gaullistische wortels.

Markant was Pasqua in de eerste plaats door zijn hoekige verschijning en zijn provençaalse accent. Het maakte hem een vreemde eend in de vijver van de Parijse politiek, vergeven als die is van de énarques, afkomstig van de elitaire Ecole nationale d’administration (ena). Pasqua maakte eerst carrière in de privé-sector, ook een zeldzaamheid in het door beroepspolitici gedomineerde milieu in de hoofdstad. Het stond niet in de weg dat hij een belangrijk stempel op de Franse politiek zou drukken.

Pasqua werd in 1927 geboren als zoon van een politieman in het zuidelijke plaatsje Grasse. Zijn wortels lagen in Corsica en Corsicaan zou hij zich zijn hele leven voelen. Op vijftienjarige leeftijd sloot hij zich aan bij het verzet tegen de Duitsers. Na de bevrijding trouwde hij, verwekte een zoon en vond een baan als verkoper bij pastisfabrikant Ricard.

‘Zonder De Gaulle en Paul Ricard zou ik niet gekomen zijn waar ik nu ben’, zei Pasqua ooit. Onder het toeziend oog van Ricard maakte hij snel carrière, schopte het uiteindelijk zelfs tot nummer 2 van het concern. Gelijktijdig speelde hij een belangrijke rol bij de oprichting van de Service d’action civique (sac), een soort privé-politiedienst voor generaal De Gaulle, opgericht in het midden van de Algerijnse oorlog.

‘De Gaulle was een mythe!’, aldus Pasqua. ‘Als hij communistisch was geweest had ik me zonder aarzeling bij hem aangesloten.’ In 1968 organiseerden Pasqua en zijn vrienden van de sac de monsterdemonstratie op de Champs-Elysées, bedoeld om De Gaulle een hart onder de riem te steken na de mei-revolte eerder dat jaar. Dat najaar werd Pasqua verkozen als afgevaardigde en startte hij zijn politieke carrière.

Twee jaar later overleed De Gaulle, en Pasqua zou zich manifesteren als een van de belangrijkste vaandeldragers van diens gedachtegoed. Centraal hierin stond de notie van een trots en onafhankelijk Frankrijk, en Pasqua zette zijn kaarten op de jonge en ambitieuze minister Jacques Chirac. Samen stonden ze aan de basis van de neogaullistische partij rpr en Pasqua toonde zich een meester in het organiseren van partijbijeenkomsten.

In 1986 won de rpr de parlementsverkiezingen en werd Pasqua minister van Binnenlandse Zaken in een door Chirac geleide regering, de eerste van een reeks ongemakkelijke cohabitations met de socialisten. Bij zijn achterban dwong hij respect af met zijn harde optreden, zoals tegen de extreem-linkse actiegroep Action Directe. ‘We moeten de terroristen terroriseren’, was een van de veel geciteerde uitspraken in die jaren. Onschuldige slachtoffers vielen er ook, zoals Malik Oussekine, een 22-jarige student die tijdens een demonstratie nabij de Sorbonne werd neergeknuppeld door de politie. Zijn dood zou zijn hele carrière aan Pasqua blijven kleven. Unanieme lof oogstte hij met zijn doortastende aanpak van een gijzelcrisis in Libanon in 1988.

Begin jaren negentig ging Pasqua voor in het verzet tegen het verdrag van Maastricht, dat de opmaat vormde voor de euro. Daarmee sprak hij het electoraat aan dat was overgelopen naar het Front National van Jean-Marie Le Pen, wiens ‘waarden’ hij zei te delen. Het was allemaal tegen het zere been van Chirac. Op zijn beurt was Pasqua uitgekeken geraakt op zijn oude meester. Hij vond hem weifelachtig, zonder ruggengraat en betwijfelde of hij in staat zou zijn ooit het presidentschap te bemachtigen.

Daarom steunde hij in 1995 de kandidatuur van de kansrijke liberaal Edouard Balladur. Chirac, die als door een wonder Balladur wist te verslaan, vergaf het hem nooit. Sterker: in de jaren die volgden bereidde hij Pasqua koekjes van eigen deeg. Helemaal toen deze kenbaar maakte te willen meedingen in de presidentsverkiezingen van 2002. Plotseling dook Pasqua’s naam op in allerlei corruptieschandalen, vooral in verband met schimmige Afrikaanse oliedeals van de Franse oliemaatschappij Elf. In twee gevallen kwam het tot een voorwaardelijke veroordeling.

Politiek bleef hij niettemin tot op hoge leeftijd actief. Hij was tot 2011 senator. Begin dit jaar pleitte hij nog voor dwangarbeid voor radicale islamisten. ‘Als je als politicus niet bereid bent om bepaalde maatregelen te nemen, kun je er maar beter mee ophouden’, zei hij.

De dood van Pasqua markeert het einde van een tijdperk, klinkt het nu in Frankrijk. Dat is waar, al leeft zijn geest voort in de figuur van Nicolas Sarkozy, oud-president en momenteel leider van de rechtse verzamelpartij Les Républicains. Niet de geest van De Gaulle – op principes zal je Sarkozy niet snel kunnen betrappen. Wél die van de politieke ploert, want net als Pasqua aarzelt ook Sarkozy niet om zijn tegenstanders in het kruis te trappen. Raak en hard.

‘Zonder De Gaulle en Paul Ricard zou ik niet gekomen zijn waar ik nu ben’


Beeld: Eric Robert / Sygma / Corbis / HH