
De excessieve overheidsuitgaven en de dalende olieprijzen leidden tot een torenhoge schuld. De inflatie brak alle records, de werkloosheid bleef even hard stijgen als de inkomens daalden, de armoede kreeg dagelijks meer mensen in zijn greep, corruptie bij de overheid was de norm en door de gesel van de criminaliteit voelde geen burger zich nog veilig op straat: ‘Het land was uiteen aan het vallen. Onze beweging was ontstaan om te vechten tegen een corrupte en impopulaire regering die het Venezolaanse volk doodhongerde.’
Het zou de samenvatting kunnen zijn van de stand van zaken in het huidige Venezuela. In werkelijkheid is het de analyse waarmee Rubén Ávila in een recent interview de mislukte staatsgreep van 1992 rechtvaardigde. Ex-majoor Ávila leidde destijds de aanval op het presidentiële paleis van Miraflores, als de meest zichtbare voorpost van de opstand onder leiding van een obscure parachutistencommandant, luitenant-kolonel Hugo Chávez.
Het heeft er alle schijn van dat de geschiedenis in Venezuela zich aan het herhalen is. Dezelfde argumenten als 25 jaar geleden gebruikte het groepje militairen dat een paar weken geleden dezelfde militaire basis in Valencia overviel waar Chávez naam maakte. Een soort mini-staatsgreepje, dat eveneens mislukte. Chávez belandde destijds binnen een etmaal in de gevangenis en president Carlos Andrés Pérez, tegen wie de aanval was gericht, redde het vege lijf. Niet voor lang, want nog geen jaar later werd de corrupte sociaal-democraat tot aftreden gedwongen nadat hij door het Hooggerechtshof was veroordeeld tot twee jaar en vier maanden wegens verduistering van overheidsgelden.
Het is zeker niet uitgesloten dat de zittende president Nicolás Maduro voor het verstrijken van zijn termijn in 2019 het veld moet ruimen. Al is het onwaarschijnlijk dat dit zal gebeuren door toedoen van het Hooggerechtshof waarin louter getrouwen van de president zitten.
Hugo Chávez wist dankzij zijn charisma de mislukking van de staatsgreep om te buigen in een politieke overwinning. De weerzin tegen de traditionele partijen was zo algemeen dat voor veel Venezolanen zelfs een militaire coup niet langer per definitie onaanvaardbaar was. Toen hij na twee jaar cel gratie kreeg en werd vrijgelaten overtuigden leiders van de klassieke linkse bewegingen hem ervan dat een staatsgreep niet alleen een hopeloos ouderwetse maar ook een overbodige methode was: hij kon gewoon via verkiezingen aan de macht komen. Dat bleek waar in 1999 toen Chávez met onverwacht gemak tot president werd gekozen en de traditionele partijen werden weggevaagd.
Venezuela maakte deel uit van de linkse golf die Zuid-Amerika rond de eeuwwisseling overspoelde. Op zich waren dat allemaal landen met verschillende achtergronden die bepaalden dat links eindelijk aan de macht kon komen. Er waren wel gemeenschappelijke noemers: het neoliberalisme had de decennia lang beloofde welvaart voor de meerderheid van de bevolking niet gebracht, en de traditionele politieke partijen hadden zich door tomeloze corruptie en bestuurlijke onbekwaamheid onmogelijk gemaakt.
Chávez was vooral ideologisch, zo men wil utopisch. Hij predikte langetermijnveranderingen die de vooruitgang moesten brengen, maar met name op economisch terrein prevaleerde in zijn beleid de korte termijn. Hij kreeg het mooiste geschenk dat hij zich kon wensen: de ongekende en aanhoudende prijsstijgingen lieten Venezuela, de vijfde olieproducent in de wereld, zwemmen in een oceaan van dollars. Toen Chávez in 1999 aan de macht kwam stond de olie op acht dollar per vat, eind 2006 was dat meer dan vijftig dollar. En het zou in 2011 oplopen tot boven de honderd dollar.
Hij gebruikte die in de eerste plaats voor een ingrijpend en succesvol sociaal beleid: iedereen kreeg toegang tot gezondheidszorg en onderwijs, de honger werd effectief bestreden, het analfabetisme opgelost. Daarnaast bood hij hulp aan de ‘broedervolken’ van Latijns-Amerika, Cuba en de Cariben voorop. Chávez was ervan overtuigd dat Venezuela in zijn eentje niet een ‘revolutie’ teweeg kon brengen en strooide met geld in de hele regio.
Hij beloofde wel voortdurend in zijn eindeloze redevoeringen dat hij Venezuela zou zegenen met een benijdenswaardige industrie, maar daar kwam in de praktijk niets van terecht. Hij had het uitgelezen moment dat de olieprijs alle records brak en het geld binnenstroomde moeten benutten. Het was een unieke, maar gemiste kans op ontwikkeling en economische groei. Venezuela, met al zijn olie, slaagde er niet eens in het energietekort op te heffen, laat staan het productietekort van levensmiddelen. Sociale politiek, ja, nieuwe scholen, gezondheidscentra, sociale woningbouw, maar daarmee zet je geen duurzame economie in de grondverf.
Hugo Chávez had evidente autoritaire tics. Een daarvan, die hij gemeen had met zoveel andere autoritaire leiders, is dat hij dacht alles beter te weten en verstandige adviezen vaak naast zich neerlegde. Maar hij had natuurlijk kunnen voorzien dat de dollarregen niet eeuwig zou aanhouden en dat hij economische hervormingen serieus zou moeten aanpakken en het land industrieel op de kaart moest zetten in de dagen van de vette koeien. Alleen op die manier had hij het voortbestaan van zijn ‘Bolivariaanse Revolutie’ kunnen garanderen. Nu werd het: olie weg, geld weg. Of liever: niet olie weg, maar hoge olieprijs weg. Want Venezuela heeft nog altijd een van de grootste voorraden ter wereld. In de praktijk maakte Chávez van Venezuela economisch net zo’n puinhoop als zijn peetvader Fidel Castro deed met Cuba.
Ook de andere linkse regeringen in Latijns- Amerika profiteerden van de hoge prijzen van olie en andere grondstoffen. De instorting van die prijzen is wellicht de belangrijkste oorzaak van de nederlagen van links van de afgelopen jaren, met name in Brazilië (al was daar een parlementaire staatsgreep nodig) en Argentinië.
Natuurlijk was er vanaf de eerste dag kritiek op het feit dat Chávez de begroting van de staatsoliemaatschappij pdsva ‘plunderde’ voor zijn sociale projecten in plaats van het overschot te investeren in bijvoorbeeld nieuwe raffinaderijen, zodat de olie niet grotendeels door de ‘imperialisten’ in de Verenigde Staten hoeft te worden geraffineerd. Maar dat is een gebruikelijk model in deze streken en geen monopolie van linkse bestuurders. Hetzelfde gebeurt al bijna een eeuw lang in Mexico, waar de begroting van Pemex gebruikt wordt om alle gaten in de federale begroting te dichten (en verkiezingscampagnes illegaal te financieren). Het gevolg is dat Pemex nu een schuld van honderd miljard dollar heeft.
Het idee van Chávez en de andere linkse leiders van Latijns-Amerika was nieuw voor de regio: een revolutie langs democratische weg, zonder bloedvergieten. De eerdere strategieën om via guerrillaoorlogen de macht te veroveren waren alom ontaard in bloedige burgeroorlogen en hadden averechts gewerkt: ze hadden legers aan de macht gebracht.
Maar vanaf de eerste dag van hun aantreden is er een media-oorlog ontketend: tegen Chávez, maar ook tegen Lula in Brazilië, tegen Kirchner in Argentinië, tegen Correa in Ecuador, tegen Evo Morales in Bolivia. De oppermachtige mediabedrijven daar zijn zonder uitzondering in handen van groepen, en dikwijls personen, wier economische macht de nieuwe regeringen juist wilden breken.
Eigenlijk is alleen het stille Uruguay een min of meer blijvend succesverhaal. Maar Tabaré Vázquez en zijn voorganger José Mújica zijn dan ook de gematigden, zeker ook verbaal, die beleid en hervormingen plaatsen boven gezwollen taal.
Was het project van Chávez, gezien de geschiedenis van Venezuela, bij voorbaat gedoemd tot mislukken?
De staat is hier altijd inefficiënt en corrupt geweest. Venezuela sleept een historisch probleem met zich mee dat nooit is aangepakt laat staan opgelost. Tijdens het koloniale tijdperk was het een onbeduidende provincie omdat het geen mijnen had waar de Spanjaarden zich konden verrijken. De negentiende eeuw was een permanente burgeroorlog en toen de zaak eindelijk een beetje tot bedaren kwam had het land al olie gevonden. Vanaf de onafhankelijkheid in 1830 (na de opsplitsing van Gran Colombia in Colombia en Venezuela) tot 1958 kende Venezuela maar zeven jaren van democratie. Sinds de ontdekking van de olievoorraden aan het begin van de twintigste eeuw is het altijd wat ze noemen een país rentista geweest, een land dat leeft van de olieinkomsten. Die werden verdeeld onder de elite en er werd niet mee geïnvesteerd. De hele olie-industrie werd in 1975 door president Carlos Andrés Pérez genationaliseerd.
Met de komst van Chávez vonden in die renteniers-houding geen structurele veranderingen plaats, alleen ging nu het geld naar een aanzienlijk groter deel van de bevolking via het onderwijs, de gezondheidszorg et cetera. Maar zoals gezegd, zodra de olieprijs instortte was het geld op.
Pas nu het te laat is en de olieprijs tot dertig dollar per vat is gekelderd zijn er schaarse tekenen dat binnen de Verenigde Socialistische Partij van Venezuela (psuv) van Chávez en zijn opvolger Maduro iemand het licht heeft gezien. Jesús Faría, een van de leden van de omstreden nieuwe ‘Grondwetgevende vergadering’ (anc): ‘De anc is van plan strategieën te ontwikkelen om een einde te maken aan het olierenteniersmodel dat al decennia lang is uitgeput, te beginnen met het opbouwen van een productief model.’ Om tot dat inzicht te komen hebben ze bijna twintig jaar nodig gehad.
Bij de ondergang van de ‘Bolivariaanse Revolutie’ kan ook niet de persoon van Hugo Chávez over het hoofd worden gezien. ‘Het leven van zijn project is sterk gebonden aan zijn fysieke leven’, zei Teodoro Petkoff al jaren geleden. De inmiddels hoogbejaarde Petkoff geldt nog altijd als het linkse geweten van Venezuela, die eerst met Chávez in zee ging maar hem later fel bestreed in zijn krant Tal Cual. ‘Hij is niet van de soort Che Guevara of Allende, heeft niets om een legende op te bouwen.’
Chávez had charisma, was een showman, kon geestig zijn in zijn scheldpartijen, en was belezen. Zijn ellenlange en bombastische redevoeringen werden in Europa met afschuw aangehoord en zelfs in linkse kringen kwam men tot de conclusie dat hij meer had van Mussolini dan van Allende. Maar bij de minder bedeelde Venezolanen, en hun lotgenoten in heel Latijns-Amerika, was hij bijzonder populair.
Zijn ziekte en zijn dood in 2013 maakten een einde aan het chavisme. Was het hoge olieprijs weg, economie weg, zo was het ook Chávez weg, revolutie weg. De revolutie bleek te zeer persoonsgebonden. Iets vergelijkbaars gebeurde in Brazilië waar Lula als de populairste president uit de geschiedenis afscheid nam, waarna zijn opvolgster Rousseff binnen de kortste keren aanhang verloor.
De Venezolaanse president Nicolás Maduro doet zijn uiterste best Chávez voortdurend te imiteren, met zijn klemtonen, zijn anti-imperialistische scheldpartijen, zelfs met zijn trainingspakken, maar het blijft een droevig slechte imitatie. Het enige wat nog rest van Chávez is zijn retoriek: de ‘Bolivariaanse Republiek Venezuela’, het ‘Socialisme van de 21ste Eeuw’, dat soort kreten.
Het is zeer waarschijnlijk dat ook de autoritaire trekken van Chávez in tijden van economische rampen een dictatoriale omvang zouden hebben gekregen. Bij Maduro is dat zeker het geval, zo laat de instelling van een alternatief parlement, genaamd ‘Grondwetgevende Vergadering’, zien, waarin alleen getrouwen zitten. Iedereen die kritiek levert wordt ontslagen, oppositiemensen worden opgepakt, het politiegeweld wordt gesteund door de motorbendes van de chavistas, noem maar op. De kans bestaat dat de Grondwetgevende Vergadering het huidige parlement met een meerderheid van de oppositie simpelweg afschaft of de termijn van Maduro (tot 2019) verlengt.
De oppositie in Venezuela heeft het jarenlang laten afweten. De verklaring van de rechtse elite voor het aan de macht komen van Chávez in 1999 was kenmerkend voor hun manier van denken: ‘Hij heeft het tuig weten op te hitsen.’ Het tuig, dat waren de armen, de bewoners van de sloppenwijken. Voor de elite was dat simpelweg tuig. Chávez zelf verachtten ze niet alleen omdat hij links was maar vooral ook omdat hij een ‘neger’ was.
Door interne ruzies kwam er onder Chávez zelden een gemeenschappelijke tegenkandidaat, waardoor hij zonder problemen vele verkiezingen won. Er was ook geen alternatief politiek plan. Het enige plan was ‘Chávez moet weg’, zoals het nu is ‘Maduro moet weg’. De oppositie heeft ook veel te lang gewed op een mogelijke staatsgreep, en de eerste de beste poging daartoe, in 2002, meteen volmondig gesteund. Petkoff sprak van een enorme serie stommiteiten van de oppositie: ‘Steun aan de staatsgreep, de maandenlange staking in de olie-industrie om hem weg te krijgen, het zonder bewijs vasthouden aan de beschuldiging van fraude bij het referendum van 2004, het niet meedoen aan de verkiezingen van 2006: van al die beslissingen heeft Chávez geprofiteerd.’
De oppositie won eind 2015 na zeventien jaar eindelijk een verkiezing, een meerderheid in het parlement van 112 zetels tegen 55 voor de psuv en bevriende partijtjes. Maar het land is politiek intens verdeeld: het is ongeveer de helft voor en de helft tegen, zo’n beetje als in de Verenigde Staten, waar dus ook een rampzalige kandidaat kan winnen. Toen vice-president Maduro na de dood van Chávez in 2013 verkiezingen moest uitschrijven won hij nipt van Henrique Capriles: 50,6 procent tegen 49,12 procent.
De oppositie overweegt nu een ‘alternatieve regering’ of ‘overgangsregering’ uit te roepen. Of om de regionale verkiezingen, die vervroegd zijn naar september, te boycotten. Daarmee zou zij echter de fout van elf jaar geleden herhalen toen dankzij een oppositieboycot Chávez een nieuw parlement van honderd procent getrouwen kreeg.
Ze noemen zich tegenwoordig de ‘Tafel van Democratische Eenheid’ (mud), maar de eenheid blijft een moeilijk punt. Een deel van de oppositie wil de druk op straat opvoeren, een ander deel wil een einde aan het geweld en waarschuwt dat dit kan uitmonden in een regelrechte burgeroorlog.
Antonio Ledezma, de ex-burgemeester van Caracas die wederom is opgepakt, verspreidde vanuit zijn huisarrest een video waarin hij de oppositie fouten verwijt die de gewenste eenheid ondermijnt en oproept tot het vormen van een overgangsregering. Henry Ramos Allup, van de sociaal-democratische partij Acción Democrática en vorig jaar voorzitter van het parlement, pleit daarentegen voor het wel meedoen aan de regionale (nieuwe gouverneurs) en gemeenteraadsverkiezingen.
De oppositie zal met meer moeten komen dan het ‘terug naar vóór Chávez’. Niet vergeten mag worden dat Venezuela ook toen alle corruptierecords brak. Als dat ze niet lukt laat de afloop zich voorspellen. Deze corrupte linkse regering, die de vorige corrupte rechtse regering afloste, verdwijnt dan en wordt vervangen door een nieuwe rechtse regering die binnen de kortste keren weer net zo corrupt blijkt te zijn. Zie Brazilië, zie Argentinië.
Latijns-Amerika is volkomen verdeeld over Venezuela. Niet alleen links-rechts, maar ook binnen links. Voor de andere landen bepaalt over het algemeen de binnenlandse politieke agenda de opstelling ten aanzien van Maduro. Venezuela is geschorst als lid van het economische blok Mercosur. Uruguay stemde echter alleen voor uit angst voor economische represailles van de grote landen, aldus president Tabaré Vázquez: ‘En wat als er acties volgen die de Uruguayaanse arbeiders benadelen, de Uruguayaanse bedrijven, het hele land? Ik moet dat heel goed afwegen. Met het hart in de utopie maar met de voeten op de grond.’ Die pragmatische opstelling van Tabaré maakt duidelijk dat het in Zuid-Amerika weer als vanouds ieder voor zich en God voor ons allen is.
Maar als Maduro weg is, komt het neoliberalisme terug, en dat heeft al zo’n daverende comeback gemaakt. Dit is, in linkse kringen, steeds het argument van de verdedigers van Maduro. Aan die retoriek klampen de linkse partijen in veel landen zich hardnekkig vast, al was het maar opzichtig met de moed der wanhoop, omdat zij niet willen erkennen dat links het weer eens heeft verbruid. En daarom blijven ze tegen beter weten in weigeren Maduro af te vallen. Maar zijn voor de burgers van een land als Venezuela, die zo goed als niets hebben, dreigende bezuinigingen een schrikbeeld?
Bovendien, zeggen de hardliners, ook fatsoenlijke mensen die Maduro bekritiseren moeten beseffen bij welk gezelschap zij zich aansluiten: bij de ‘vijanden van de volkeren’. Dus kun je maar beter deze volledig uit de bocht gevlogen incapabele buschauffeur steunen. Dat lijkt voor ieder weldenkend mens wat veel gevraagd.