Niet dat ik altijd maar wil weten hoe het met vrouwen zit, al lijk ik daar nooit helemaal van af te komen, maar gewoon, ik zag haar tekeningen nergens afgedrukt. Ik was wel benieuwd hoe haar politieke satire eruitzag.

Op mijn tafel verdringen de kranten zich. Drie stukken van de afgelopen week had ik uitgescheurd. Een Voetnoot van Grunberg, met een zin die me kernachtig de situatie leek weer te geven: ‘Terrorisme is de doodsstrijd van bewegingen die hun aanhangers niets te bieden hebben.’ Daags na de aanslag dronk ik koffie tegenover een coffeeshop waar het altijd drie rijen dik staat, brommertjes af en aan scheuren, hele bestelbussen voor komen rijden. Muziek, geroezemoes, geschreeuw, de dikke lucht van vers gebrande wiet, het dringt zich de stad in, het gaat in mijn kleren zitten. Vind ik blowen altijd al iets voor mensen die eigenlijk dood willen, nu spatte ook opeens een onmiskenbaar Allahu akbar tegen de gevel op. Was het een verwensing? Een citaat? Een grap? Wat ik erin hoorde: ik wil niet in dit leven zijn, en ik neem jou met me mee.

Het tweede krantenstuk dat ik had uitgescheurd, om het nog eens te kunnen lezen in de hoop dat ik het dan wél zou begrijpen, was een opiniestuk van Ayaan Hirsi Ali. Op de een of andere manier associeer ik haar verschijning in de media met slecht nieuws. Theodor Holman voert in zijn laatste roman, Het gestolen leven – over een man wiens beste vriend wordt vermoord door een fanatieke moslim – een Palestijnse zangeres op die eigenlijk het doelwit was. De romanvorm geeft hem de mogelijkheid zonder scrupules uit te weiden over de spell die deze exotische verschijning op haar omgeving heeft. Door iedereen begeerd, zoetgevooisd, fataal, erotisch… Maar ook een haatbaard met een ratelende retoriek. Er is maar één antwoord mogelijk op deze walgelijke jihadistische aanval, schrijft Hirsi Ali, om vervolgens een antwoord te formuleren waarvan ik denk dat het bedoeld is als oorlogsverklaring. Het Westen moet niet zus, het Westen moet zo, hoe krijgen mensen het überhaupt uit hun pen.

Het derde stuk is van Frits Abrahams, zijn column heet ‘Redactievergadering’. Hij beschrijft uit vroeger ervaring hoe een redactievergadering bij een weekblad eraan toe gaat, om zo de aanslag in Parijs dichter dan dichtbij voelbaar te maken. Wij zaten woensdag ook te vergaderen toen het nieuws doorkwam. De spanningen waren net een beetje hoog aan het oplopen, we hadden het over die ontslagen Trouw-journalist die de boel verzonnen bleek te hebben. De ene redacteur wilde uitleggen hoe zoiets had kunnen gebeuren, de andere wilde van geen uitleg horen. ‘Zeg gewoon wat je vindt!’ riep ze getergd.

Ze hield van het leven, mensen hielden van haar. Ze was net zo oud als ik

Het is precies hoe Abrahams het beschrijft, een redactie is een soort uitgebreide familie, en zeker als het een oude redactie is heeft iedereen zijn of haar rol. Er zijn gevoeligheden, taaie kwesties, er is concurrentie, ergernis. Maar ook intimiteit, waardering, nieuwsgierigheid, respect. En lol. Ik zie ons zitten in ons souterrain, de eindredacteur zet zijn fiets tegen de pui en haast zich met wapperende jaspanden het pand in, de koffiemachine loeit, we eten rijstevlaai want een van ons is jarig, we hebben het over de wereld, wij zíjn de wereld.

Hoe zal Elsa Cayat erbij hebben gezeten? Ja, ik heb haar naam eindelijk gevonden in de stapel. Het Parool had donderdag een overzichtelijk lijstje gemaakt van de slachtoffers. Met fotootjes van de bekendsten: Charb, Cabu, Wolinski, Oncle Bernard, Tignous. Over Cayat wordt opgemerkt dat ze psychologe was, en twee keer per maand een getekende kroniek had in Charlie Hebdo, ‘Divan’ genaamd.

Inmiddels ben ik weer een paar uur verder, ik heb het internet afgeschuimd. Ze was psychoanalytica, met een eigen praktijk in Parijs, en haar nicht denkt dat ze werd vermoord omdat ze joods was. Haar broer heeft het daar niet over, ze hield van het leven, zegt hij, mensen hielden van haar. Ze had een dochter. Ze schreef zeven jaar geleden samen met een man een boek dat in vertaling zou heten Het verlangen en de hoer, een verhandeling over mannelijke seksualiteit. Ze maakte geen cartoons, maar had in Charlie Hebdo een satirische probleemrubriek die inderdaad ‘Divan’ heette, zoals ze er ook eentje op haar werkkamer had staan. Ze was net zo oud als ik.

Welke vrouw tekent eigenlijk wel politieke cartoons? In alle getekende reacties en protesten ben ik geen vrouw tegengekomen. Corinne Rey! Zij deed de deur open voor de gebroeders Kouachi, en wordt in de kranten ook gekenschetst als cartooniste.

Ik ben weer een uur verder. Corinne Rey tekent onder de naam Coco. Ik heb een paar tekeningen gezien. Beetje Claire Bretécher-achtig: zacht spottend, met veel tekst en knipogen. Meer iets voor de goede verstaander, niet echt aan jihadisten besteed, denk ik.