De Unidad Popular (UP), de linkse coalitie die van 1970 tot 1973 in Chili aan de macht was, genoot niet de steun van de meerderheid van de bevolking, schreef Revel. Het experiment ging aan revolutionaire haast tenonder, alle berichten over buitenlandse sabotage ten spijt. De regering-Allende was zelf debet aan de economische chaos waarin het land terechtkwam, aan de voortdurende stakingen en gewelddadige confrontaties die het openbare leven stillegden en aan de angst bij een groeiend deel van de bevolking voor een communistische machtsovername. Dat het leger vervolgens zo bloedig met de linkerzijde afrekende dat bijna de hele wereld er schande van sprak, deed niets af aan de verantwoordelijkheid van de linkse partijen: ‘De wandaden van Pinochet maken Allendes politiek niet met terugwerkende kracht tot een succes.’
Het spreekt vanzelf dat de schrijver in de linkse pers werd bedolven onder pagina’s denunciantenproza: hoe durfde hij de slachtoffers van Pinochet zo'n trap na te geven? In werkelijkheid trapte hij tegen het zere been van een hele generatie die met het cryptomarxisme van mei ‘68 groot was geworden. De coup van 1973 was een leerstuk, een bewijs van de ongeneeslijke verdorvenheid van het grootkapitaal en bijgevolg van de onmogelijkheid om het socialisme langs democratische weg in te voeren. De veronderstelling dat Allende wellicht te hard van stapel was gelopen, stond gelijk aan verraad. Hij was juist niet ver genoeg gegaan! De Vierde Internationale publiceerde een week na de coup het traktaat Politieke lessen van de Chileense coup, waarin het manische wereldbeeld van deze beweging in zijn geheel op Allende werd geprojecteerd. De 'kleinburgerlijke doctor’ had te veel ontzag voor de ‘machinerie van de kapitalistische staat’ getoond en het Chileense proletariaat uitgeleverd aan een monsterverbond van Wall Street, de Sovjetunie, fascistische militairen, sociaal-democraten, linkse christenen en niet te vergeten de ‘revisionist’ Ernest Mandel, die het had gewaagd de Vierde Internationale de rug toe te keren.
NA ALLES WAT er sindsdien over Allendes beleid en de Chileense samenleving in die periode bekend is geworden, is het opmerkelijk hoezeer Revels analyse nog altijd overeindstaat. Nu de arrestatie van Pinochet zijn mogelijke berechting in Spanje of Chili naderbij brengt, wordt her en der gespeculeerd dat nu ook de rol van zijn Amerikaanse beschermheren zoals Henry Kissinger, CIA-directeur Richard Helms en de multinationals ITT en Anaconda, aan de orde zal komen. Maar zo'n proces zal niet alleen het Pinochet-kamp tot gewetensonderzoek dwingen. De bejaarde generaal zal zijn staatsgreep rechtvaardigen door te verwijzen naar het falen van Allende, en dat falen is nog altijd een links taboe, afgeschermd door dezelfde standaardversie van de gebeurtenissen waartegen Revel reeds in 1976 protesteerde.
Revel vatte die standaardversie als volgt samen: ‘Allende was een democratisch staatshoofd, aan het bewind gebracht door een volksstemming overeenkomstig de grondwet, maar hij stuitte vanaf het eerste ogenblik op de vijandigheid van rechts, het leger en de Amerikaanse belangen. De grote, door hem genationaliseerde Amerikaanse bedrijven, geholpen door de CIA, forceerden de economische en sociale moeilijkheden waardoor Chili de inflatie, schaarste en chaos tegemoetsnelde. Fascistische elementen in leger en Congres grepen deze kunstmatig geschapen moeilijkheden aan om het experiment bloedig te smoren. Het blijkt dus onmogelijk om langs legale weg een revolutie tot stand te brengen.’
DIE STANDAARDVERSIE was bijvoorbeeld te vinden in Chile, ein Schwarzbuch, een Duits knipselboek met begeleidend commentaar dat door het Chili Komitee alhier werd vertaald en bewerkt tot Chili, een Zwartboek. ‘Bewijzen tonen aan dat de regering van Allende van de eerste tot de laatste dag het vertrouwen genoot van de meerderheid van het volk’, aldus het Zwartboek. Die bewijzen werden echter niet geleverd. De schrijvers verwezen wel naar de talloze solidariteitsacties van de linkse vakbonden, de grote demonstraties ten faveure van Allende en het tomeloze enthousiasme van linkse studenten. Omdat ze beseften dat die basis wat mager was, voegden ze er bezwerend aan toe: ‘Een ieder die wil geloven dat de staatsgreep met instemming van het volk werd gepleegd, doet de waarheid op enorme wijze geweld aan.’
Helaas kon de staatsgreep waarschijnlijk wel op de instemming van een groot deel, zoniet een meerderheid van de Chileense bevolking rekenen. Alleen de wijze waarop het leger ingreep, werd ongetwijfeld verworpen door een meerderheid, waaronder vrijwel de hele christendemocratie. Een afzetting van Allende, gevolgd door nieuwe verkiezingen, was toereikend geweest. Geen enkele Chileen bij zijn volle verstand had gevraagd om zoveel bruut geweld tegen een grotendeels ongewapende binnenlandse tegenstander, gevolgd door tientallen jaren van repressie, moordcampagnes binnen en buiten Chili, monetaristische experimenten, armoede, massawerkloosheid en een clericale gezinspolitiek volgens het recept van Karol Wojtyla. Voor die dieptepunten blijven Pinochet en zijn medeplichtigen verantwoordelijk. Maar was de Unidad Popular geheel onschuldig aan de catastrofe?
ALLENDE HEEFT nooit de steun van de meerderheid der Chilenen gehad, laat staan dat zijn totale programma voor radicale maatschappijverandering op een meerderheid kon rekenen. Bij de presidentsverkiezing van 1970 haalde Allende 36,3 procent van de stemmen. De conservatief Jorge Alessandri kreeg 34,9 procent, de christen-democraat Radomiro Tomic 27,8 procent. Tweederde van de Chilenen stond dus niet achter Allende. Omdat geen van de kandidaten een meerderheid had, moest de president worden aangewezen door het Chileense Congres. Na veel touwtrekken werd Allende verkozen met de steun van de christendemocraten, wier programma minder radicaal was dan dat van de Unidad Popular, maar evengoed progressief.
De sociale vernieuwing in Chili begon namelijk niet pas onder Allende, maar zes jaar eerder, na een klinkende verkiezingsoverwinning van de jonge christendemocratische partij (PDC). Het bewind van PDC-president Eduardo Frei doorbrak het nationale compromis dat de Chileense politiek sinds 1925 had verlamd. Die conservatieve estado de compromiso berustte op de afspraak dat de boeren niet mochten worden gemobiliseerd voor een landhervorming. Frei mobiliseerde niet alleen de boerenmassa’s, maar ook de stedelijke onderklasse en hij maakte zo veel werk van hun emancipatie dat de rechtse christendemocraten de partij verlieten. Hij maakte tevens een begin met de nationalisering van de grondstoffenwinning, die grotendeels in handen van Amerikaanse bedrijven was. De hieruit voortvloeiende spanningen werden opgevangen binnen de traditioneel sterke Chileense democratie, omdat Frei zich zowel aan zijn mandaat als aan de grondwet hield.
DE UNIDAD POPULAR deed dat niet. Allende en zijn minderheidsregering zetten zich aan de opbouw van een ‘socialistische orde’. Bepaalde punten uit hun programma werden aanvankelijk gesteund door vrijwel het hele parlement, bijvoorbeeld de onteigening van Amerikaanse koperbedrijven, die zelfs de stemmen van de rechtse afgevaardigden kreeg. De bewering dat Allende van begin af aan is tegengewerkt, is dan ook nonsens. Maar zijn regering verwijderde zich na verloop van tijd van het politieke midden terwijl initiatieven van de ‘basis’, zoals gewelddadige land- en bedrijfsbezettingen, wilde stakingen en spontane vormen van arbeiderszelfbestuur, de overhand kregen. In plaats van de grondwettelijke grenzen te respecteren, gaf Allende deze middelpuntvliedende krachten vrij spel.
Grote bedrijven, banken en transportsectoren werden genationaliseerd, waarbij de regering gebruikmaakte van vooroorlogse noodwetten die het parlement buiten spel zetten. Als de basisorganisaties weigerden mee te doen, werd er meteen met overheidsgeld een parallelorganisatie opgericht. Tenslotte waren de grondwet en de democratie, in de woorden van de president, slechts ‘formaliteiten’ die het revolutionaire élan van het Chileense volk belemmerden. Zijn ware bedoelingen leken te worden geformuleerd door Fidel Castro tijdens een vier weken durende, als ‘staatsbezoek’ vermomde propagandatournee door Chili. Veroordelingen van het ongrondwettelijke handelen van de regering door de Chileense rechtbanken en het Hooggerechtshof werden genegeerd, de ‘pseudo-democratie’ werd aan de kant geschoven. Het was niet Pinochet die een einde maakte aan de eerbiedwaardige democratische traditie van Chili, het was Allende.
DE INVLOED VAN de destabilisatiepogingen door Amerikaanse bedrijven en de CIA is altijd sterk overdreven. Zonder de toenemende polarisatie onder de Chileense bevolking was die destabilisatie in elk geval nooit geslaagd.
Meer in het algemeen is de buitenlandse invloed op het mislukken van Allendes beleid overschat. Het is bijvoorbeeld niet waar dat, zoals de standaardformule luidt, de internationale financiële wereld ‘de geldkraan dichtdraaide’. Uiteraard deden de Amerikaanse regering en diverse regionale instellingen hun uiterste best om het zo ver te laten komen, maar hun succes was beperkt. De Chileense nationale schuld werd telkens herschikt, en in 1973 beschikte Allende over meer kortlopende buitenlandse kredieten dan in 1970. Dat veel particuliere investeerders intussen hun geld uit Chili terugtrokken, sprak vanzelf. Daar was geen samenzwering voor nodig, het ‘revolutionaire élan’ van de regering was voldoende.
De tweede en tevens laatste maal dat de kiezer zich over de UP-regering kon uitspreken was bij de parlementsverkiezing van 4 maart 1973. De rechtse meerderheid hoopte tweederde van de zetels binnen te halen om een grondwettelijke afzettingsprocedure tegen Allende aan te spannen. Dat werd verhinderd doordat de Unidad Popular 43 procent haalde, een winst van zeven procent vergeleken bij 1970. Die winst werd echter grotendeels behaald door geknoei met stembriefjes en kiesdistricten terwijl de UP-campagne werd gesubsidieerd uit de staatskas. Tweederde van de Chilenen was dus nog steeds niet gewonnen voor het ‘socialistische experiment’. Vijf maanden later verklaarde de meerderheid van het Congres de regering-Allende ongrondwettig. Door niettemin te blijven zitten, legitimeerde Allende het ingrijpen van het Chileense leger.
UIT TALLOZE Amerikaanse bronnen - niet in de laatste plaats vrijgegeven regeringsdocumenten die tegenwoordig zelfs op Internet staan - blijkt de betrokkenheid van Washington bij de coup. Maar diezelfde documenten spreken ook een andere taal. Ze bewijzen dat de Chileense rechtervleugel zeer huiverig stond tegenover een ingrijpen door het leger. Naast diverse andere initiatieven vormde de CIA een task force die ‘toenadering moet zoeken tot tussenpersonen en leidinggevenden die willen aansturen op een staatsgreep’, maar het bleek dat de vertegenwoordigers van de bourgeoisie bepaald niet stonden te trappelen om hun ‘democratische masker’ af te werpen en hun ‘fascistische gezicht’ te tonen, zoals nadien in allerlei ‘analysen’ is beweerd. Pas in de laatste fase van de regering-Allende, toen de democratie door zowel links als rechts was opgegeven, kon een operette-nazi als Pinochet komen bovendrijven.
OOK ACHTERAF gezien blijft de Chileense coup een cruciale gebeurtenis voor de hele linkse beweging, zij het niet volgens de marxistische interpretatie. Echte lessen zijn pijnlijk en een eventueel proces-Pinochet zal helpen om de echte les te trekken. De elfde september markeerde niet het failliet van de reformistische traditie of van de ‘burgerlijke democratie’, hij markeerde het failliet van een voorhoedesocialisme dat zich beroept op denkbeeldige meerderheden en het superieure oordeel van de geschiedenis.