Kayije Kagame als Rama in Saint Omer © Alice Diop / Cherry Pickers

‘Wij vrouwen zijn in een zekere zin allemaal monsters. Menselijke monsters.’ Aldus de advocaat in de zaak van de ‘Medea van Saint-Omer’. Deze jonge Senegalese vrouw vermoordde haar vijftien maanden oude baby in november 2013 in het kuststadje Berck-sur-Mer in het noorden van Frankrijk door haar op het strand achter te laten om te worden verzwolgen door het hoogtij. De onnoemelijke daad leidde destijds tot afschuw en verontwaardiging, waardoor het slotpleidooi van de jurist, zoals verbeeld in de verfilming van het verhaal door Alice Diop, extra hard aankomt. Want hoe kun je zo’n vrouw ooit als ‘menselijk’ zien?

In haar eerste fictiefilm focust Diop, een Franse cineast die voorheen alleen documentaires maakte, op het spanningsveld tussen ontheemding, vervreemding en gerechtigheid in het multiculturele Europa. Hoe kon het dat deze intelligente, mooie Senegalese vrouw, student filosofie, zwanger raakte én het kind baarde zonder dat ook maar één persoon in haar onmiddellijke omgeving daar iets vanaf wist? Hoe kon het dat zij volledig geïsoleerd raakte, in feite onzichtbaar? In de woorden van de advocaat: ‘Dit is het verhaal van een fantoomvrouw, de vrouw die niemand ziet.’

Maar ‘zien’ is juist de kern van Saint Omer. De blik die Diop creëert is die van Rama (Kayije Kagame), een literatuurwetenschapper die de rechtszaak van Laurence Coly (Guslagie Malanda), zoals de dader in de film heet, bijwoont om daar een boek over te schrijven. Maar al gauw wordt Rama vanwege de overeenkomsten tussen haar en Coly geconfronteerd met spanningen in haar eigen leven. Ook zij is van Noord-Afrikaanse komaf; is zwanger; kampt met een problematische relatie met haar moeder, en heeft een Franse vriend die haar achtergrond niet begrijpt. Kijken naar de rechtszaak is kijken naar zichzelf, en omdat wij met Rama meekijken, gebeurt precies dat met ons.

Met een sobere cameravoering en een functionele montagestijl schetst Diop de tragedie. En bijna ongemerkt vraagt ze het ogenschijnlijk onmogelijke: kun je meevoelen met deze babymoordenaar? De sterkste scènes zijn die met Coly in de beklaagdenbank. Ze vertelt, maar ze begrijpt niets, net zoals wij. ’s Avonds speurt Rama radeloos naar antwoorden, bijvoorbeeld door Medea te bekijken. In de film van Pier Paolo Pasolini ziet ze het harde gezicht van Maria Callas, kindermoordenaar, ze ziet hoe Callas haar zoontjes vlak voor de duistere daad teder omhelst. Gekmakend.

De volgende dag, het slotbetoog: Coly’s advocaat kijkt recht in de camera, de vierde wand doorbrekend, en zegt, wij vrouwen zijn als het mythologische monster Chimaera, waarvan het lichaam bestaat uit leeuw, geit en slang, omdat ook wij genetisch materiaal van een ander, van onze moeders, van onze kinderen, met ons meedragen, soms voor altijd. Maar dit is geen antwoord; het is zelfs geen betoog of pleidooi. Het is een poging om begrip te kweken, om een verloren vrouw voor het eerst echt te zien als mens.

Te zien vanaf 9 maart