Het zijn harde beelden die de staatstelevisie uitzendt. Ze zijn onderdeel van een documentaire die cctv maakte in samenwerking met het staatsbureau voor internetinformatie. De boodschap is dat je je ogen goed open moet houden op internet. Daar immers vonden de daders van de bewuste aanslag op het Tiananmenplein vorig jaar hun inspiratie. Andere incidenten, zoals de dodelijke aanval met messen op het station in Kunming, volgden.
Ekrem Usman werd veroordeeld tot 25 jaar cel voor een aanslag in Lukqun, in de regio Xinjiang. ‘Voor de aanslag keken we naar filmpjes waar we werden gevraagd de jihad uit te voeren. Ik was opgewonden na het zien van die beelden; ik had zin in de jihad’, verklaarde hij volgens de China Daily. De Chinese overheid realiseert zich dat het internet nog beter gecontroleerd moet worden. Op 20 juni kondigde ze een war on terror af. De documentaire maakt daar deel van uit, maar belangrijker nog is de grootscheepse controle van online video’s.
Dertig internetbedrijven hebben een overeenkomst getekend waarin ze beloven om filmpjes te verwijderen waarin, al dan niet openlijk, wordt opgeroepen tot jihad. Sina, een van de grootste internetbedrijven, heeft er zelfs een speciale afdeling voor opgericht en verwijderde al achthonderd berichten die mogelijk als online terreur gekwalificeerd kunnen worden. Een andere gigant, Tencent, nam zeshonderd extra mensen in dienst om online veiligheid te waarborgen.
De vraag is of zulke controle echt iets uithaalt. Van de 230 onderschepte berichten die daadwerkelijk nuttig bleken in de strijd tegen terreur, bleek zeventig procent buiten China online te zijn gezet.
China heeft daarom de internationale gemeenschap opgeroepen het land te volgen in zijn strijd. Terrorismedeskundige Li Wei zegt in de China Daily dat China een anti-terreurwet zou moet schrijven, zoals in westerse landen inmiddels gebruikelijk is. ‘Als andere landen weten dat mensen die terrorisme-gerelateerde beelden online zetten volgens de Chinese wet kunnen worden berecht, zal dat helpen.’