Bijna elk land heeft ze: Chinese restaurants. Zuid-Korea vormt geen uitzondering, de Chinees is een van de populairste horecagelegenheden. Hoewel ik in de afgelopen vijf jaar in Nederland nog nooit bij een Chinees restaurant was geweest, had ik er veel verhalen over gehoord: ze zouden een groot aquarium hebben, rode lampions en honderden gerechten. Dit klonk behoorlijk anders dan de Chinees in Zuid-Korea en ik was benieuwd naar de Nederlandse variant.
Mijn Chinees-ontmaagding kwam op een onverwacht moment. Het was de eerste keer dat ik Kerst vierde in Nederland, bij mijn (toekomstige) schoonouders. (Nederlanders gebruiken het woord ‘schoonouders’ ook als ze nog niet getrouwd zijn met hun partners. Dus ik nu ook.) Mijn schoonmoeder kookte uitgebreid op Eerste Kerstdag en mijn vriendin en ik bakten peperkoekmannetjes. Pas toen we bijna klaar waren, hoorde ik dat we al het eten dat we hadden gemaakt op Tweede Kerstdag zouden gaan eten. In eerste instantie vond ik het een heel raar idee. Waarom zou je de hele dag in de keuken staan om vervolgens eten te gaan afhalen? Maar toen ik hoorde dat we Chinees gingen halen, was ik stiekem blij.
‘Mag ik mee? Ik ben nog nooit bij een Chinees restaurant geweest’, vroeg ik aan mijn schoonvader.
‘Natuurlijk’, was zijn antwoord.
Mijn enthousiasme werd al gauw bekoeld toen ik een mogelijke fout in mijn schoonouders plan ontdekte.
‘Het is Eerste Kerstdag vandaag. Zijn ze wel open?’
‘Ja. Chinezen vieren geen Kerst en ze zijn bijna elke dag open.’
Mijn schoonvader parkeerde zijn auto bij een winkelcentrum. Toen we een paar meter hadden gelopen, zag ik licht bij één pand in de hele straat. Dat moest het zijn. Naast wat Chinese karakters stond de naam: ‘Rose Garden’. Er hing geen lampion buiten en er was geen aquarium binnen. Er zaten wel veel mensen aan de tafels.
‘Veel mensen hebben geen zin om te koken op Eerste Kerstdag’, mompelde ik.
Ik keek naar de menukaart. Op de kaart stond een flink aantal gerechten in kleine letters, maar geen honderden.
‘Zullen we één afhaalmenu en vier loempia’s doen?’ vroeg mijn schoonvader. Hij wees naar een vel gelamineerd papier dat bij de kassa stond. Ik stopte met het ontcijferen van de lange menukaart en keek naar het afhaalmenu. Het afhaalmenu voor 2 à 3 personen bestond uit babi pangang, kip met kerriesaus, koe loe yuk, saté, mini-loempia’s, nasi en bami en kostte €19,-.
‘Het is voor 2 à 3 personen. Zullen we twee keer het afhaalmenu nemen?’ stelde ik voor.
‘Nee. Als we er nog een paar loempia’s bij doen is één genoeg hoor.’
‘We zijn met z’n vijven thuis. Is één afhaalmenu dan niet te weinig?’
Het puberale broertje van mijn vriendin en mijn schoonvader waren zeker geen kleine eters. Het is toch zonde om uitgerekend met Kerst te weinig eten te hebben?
‘Eén afhaalmenu zal wel genoeg zijn hoor.’
Ik dacht: ‘Oké Vinnie. Het laatste wat je tegen je schoonvader moet doen is betweterig zijn. Laat hem maar zijn gang gaan. Als het blijkt te weinig te zijn, is hij degene die het besteld heeft. Bovendien, we hebben zoveel eten voor morgen gekookt, daar kunnen we dan misschien wel vast aan beginnen.
Thuis aangekomen maakten we de pakjes met eten open. Elk gerecht, waarvan ik dacht dat het een mini-portie zou zijn, bleek een volledige portie. Het was zelfs zó veel dat ik ervan schrok.
In vrijwel elk land zijn Chinese restaurants naar smaak en wensen van de lokale bevolking aangepast. Zo is de Chinees in Zuid-Korea flink verkoreaanst en zul je sommige gerechten nergens in China kunnen vinden. Maar zo’n radicale aanpassing in hoeveelheid van een portie had ik nog nooit gezien. ‘Hoe komt het?’ heb ik een paar keer rondgevraagd. Maar tot nu toe heeft niemand een duidelijke verklaring kunnen geven. Ondertussen heb ik mijn eigen theorie. De Chinese restaurants hebben zich aangepast aan het karakter van de lokale bevolking: gierigheid.