Nairobi – In Mariakani, net voorbij Kenia’s havenstad Mombassa, stuurt de chauffeur zijn wagen een parkeerplaats op. Na een rit over slecht asfalt, door dorpen en vervuilde wegen, staat de auto voor een nieuw gebouw. Het gras is gemaaid en de stoep is schoon. Mariakani Station prijkt in koeienletters op het gebouw. Het treinstation – aan de grote kant voor de kleine plaats – is een van de haltes op de recentelijk aangelegde spoorlijn tussen Mombassa en hoofdstad Nairobi.
De beveiliging is in opperste staat van paraatheid, vanwege de angst voor een nieuwe aanslag van de Somalische terreurgroep Al-Shabaab. Tot tweemaal toe moeten de treinreizigers door een metaaldetector terwijl agenten willekeurig de tassen van een aantal passagiers controleren.
De Nairobi-expres arriveert precies op tijd. Een vriendelijke Keniaanse vrouw, die met haar kledij doet denken aan een stewardess, stapt uit en begeleidt iedereen naar zijn of haar stoel waarna het treinstel begint te rollen.
In het doorgaans chaotische Kenia valt op hoe vlekkeloos de treinreis verloopt. Hoe dat komt? ‘Nog steeds vervullen een aantal Chinezen de belangrijkste rollen bij de Keniaanse spoorwegen’, vertelt de nieuwbakken conductrice. ‘Tot voor kort waren Chinese medewerkers zelfs verantwoordelijk voor de kaartcontrole en catering, maar na een leertraject mogen wij hun taken overnemen.’ De conductrice is blij met de Chinese hulp en haar nieuwe baan.
Terwijl de trein een natuurpark doorkruist en de passagiers zich vergapen aan olifanten of struisvogels beent een Chinese technicus heen en weer door de wagon. Aan de andere kant van het gangpad zit Roy, een tiener die een blikje cola drinkt en een spel op zijn telefoon speelt. Zij stelt zich voor als ‘Mamma Roy’. De Keniaanse forens maakt voor haar werk regelmatig gebruik van de trein en kan haar geluk niet op. Voor een bedrag van omgerekend acht euro reist ze in 4,5 uur van Mombassa naar Kenia. ‘En de trein rijdt op de minuut nauwkeurig.’ Tot voor kort was de reistijd twaalf uur, ‘maar het kon ook zomaar het dubbele zijn’.
Dat de Aziatische grootmacht zich ondertussen tot diep in de haarvaten van de Keniaanse samenleving heeft genesteld, neemt ze voor lief. ‘Ik ben China dankbaar voor deze spoorlijn. Wat de Chinezen verder in Kenia doen moeten ze zelf weten.’