Als ook maar een fractie waar is van de commotie rond de reizende tentoonstelling Real Human Bodies, nu neergestreken in Brabant, dan draagt zij stof in zich voor een geschiedenisles over twee eeuwen China, de laatste nog maar net begonnen. De lichamen in de show, naakt, gevild, tot op het bot gestript zodat ieder bloedvat, elke longtumor zichtbaar en invoelbaar wordt, zouden volgens de gepikeerde directeur van een Amerikaans bedrijf, dat volgens de organisator de leverancier van de lijken is, zomaar afkomstig kunnen zijn uit dat land. Waar volgens hem onbekende lijken van straat gepikt en verhandeld worden. Zonder huid lijken we allemaal op elkaar, is het idee van de tentoonstelling. Lang leve dus de mens: de website vermeldt dat ze de effecten van ongezond leven in beeld wil brengen, discussie opwekken over de schade van slecht eten en veel roken – dan zit je met mensen die op straat vielen wel goed.

Zhang Dali, Square, 2014-5. 88 x 100 x 184 cm. Zhang Dali - Body and Soul © Johansen Krause

Achttien naakte Chinezen, maar dan sculpturen van marmer, bevinden zich op hetzelfde moment in de tuin van Museum Beelden aan Zee. Ze staan er in zon, wind en regen, hun witte huid steekt er af tegen de grijze muren van de binnenplaats en het groen van duingras dat daar bovenuit steekt. Het zijn Chinezen gehouwen uit het beste marmer. Of eigenlijk, afdrukken van echte mensen die kunstenaar Zhang Dali maakte in een siliconenmal en transformeerde naar het marmer van Michelangelo. En ook al staan, zitten en liggen zijn modellen ieder apart op een sokkel, toch vormen ze een vanzelfsprekende groep: die van de ‘gewone mens’, kwetsbaar in zijn naaktheid, hier te dik en daar te dun. Maar daarmee zijn ze ook weer particulier: dit zijn ‘gewone Chinezen’, onder het communistische systeem een naamloze groep maar nu in stukjes ontleed, geschikt naar individu. De details in hun marmeren huid zijn waanzinnig, met knokige ellebogen en putjes in bovenbenen en billen. Alleen in de schaduwen die hun stenen lichamen op de tegels slaan, vormen ze weer een grijze massa.

Zhang (1963) is een kunstenaar die kritisch is met zijn werk maar nog kan wonen in zijn land. Zijn onderwerp is de mens als nummer, op een willekeurige plek in de rij en altijd inzetbaar. De kunstwerken die hij daarover maakt lopen wat betreft verschijning nogal uiteen, van performances en collages met archiefmateriaal tot grootschalige installaties, waarvan er in Scheveningen een van steigermateriaal staat opgesteld. Hij struint door de stad en waar huizen tegen de vlakte moeten spuit hij met graffiti een silhouet, een zelfportret met de tag AK47, en zaagt de figuur soms uit de laatste nog staande muren. Zijn kale hoofd en scherpe kin leveren dan fraaie doorkijkjes naar het oude of nieuwe China, naar tempel of kantoorpand.

Zhang, zou je kunnen zeggen, is in al zijn werk straatkunstenaar. Binnen in het museum staan nog een paar mensen in het wit, hier met kleren aan, waar witte duiven op hebben plaatsgenomen. Ze houden hun ogen gesloten terwijl de vogels op hun hoofd zitten, met gespreide vleugels aan hun te grote jassen hangen en in hun slordige schoenen pikken. De mensen zijn afgietsels in glasvezel van migrantenarbeiders zoals Zhang die zich voorstelde op het Plein van de Hemelse Vrede. Compleet met gegoten duiven, symbolen van vrijheid, die op dat plein alleen niet voorkomen.


Zhang Dali – Body and Soul, tot 8 oktober bij Museum Beelden aan Zee, Scheveningen; beeldenaanzee.nl