Het voelt zo, hoe zal ik het zeggen, buitengewoon gemiddeld om Jonathan Franzens Kruispunt aan te wijzen als boek van het jaar. Je wint er niet de originaliteitsprijs mee. Franzen is al decennia beroemd, zijn boek is niet experimenteel, de critici gaven het al zo’n beetje unaniem vijf ballen, het ligt in elke boekhandel in grote grijpstapels opgediend. Als je niet weet wat je je schoonvader cadeau moet doen met Kerst, dan kun je niet missen.
Maar toch. De kunst van Franzen is juist dat hij een epische, maatschappelijke, spirituele familieroman opschrijft alsof het vanzelf gaat. Alsof het helemaal geen kunstvorm is. Terwijl al zijn thema’s formidabel worden uitgediept, alle gezinsleden levensecht in al hun onvolkomenheden, fantasieën en harde realiteiten op de pagina’s staan. Vanaf bladzijde twintig of dertig was ik volledig gecommitteerd aan het wel en wee van de familie Hildebrandt, en geen moment op de 550 bladzijdes daarna liet Franzen mijn interesse in ze verslappen.
De hele nazomer lag een ander boek op mijn eettafel: de dagboeken van de Amerikaans-Engelse parlementariër en society snob Henry ‘Chips’ Channon (1897-1958), dit jaar voor het eerst integraal uitgegeven, drie delen, duizend bladzijdes per stuk. Chips Channon is zo’n naam die je vaak in geschiedenisboeken tegenkomt, nooit als hoofdrolspeler, maar telkens als plus één op een feestje, als dinergast, als een soort muppet die vanaf de zijlijn snedige opmerkingen levert.
In het deze zomer verschenen tweede deel, dt gaat over de jaren 1938 tot 1943, zie je de oorlog uitbreken, de hulpeloosheid om zich heen grijpen onder de hertogen en ministers in zijn kring, Chips vindt Churchill een pompeuze brokkenpiloot, vreest een Duitse invasie, ziet zijn vrouw vertrekken, voelt zich alleen nog thuis bij zijn mannelijke minnaar, verzoent zich met zijn lot aan de zijlijn.
Een zomer lang las ik zijn dagboeken, elke dag een paar dagaantekeningen, en zag zo de oorlog voor mijn gevoel ‘in real time’ uitrollen, niet zoals je er gebruikelijk over leest, namelijk met de kennis van nu, maar met de kennis van toen. Wilhelmina duikt een paar keer op, als ze naar Londen is gevlucht. Chips noteert: wat een doodsaai provinciaal figuur.