In Nederland wordt de verkiezingsstrijd uitgevochten over de ruggen van zieken en arbeids ongeschikten; in Duitsland worden zonder blikken of blozen miljoenen werklozen gebruikt als munitie in de politieke strijd. De strijd om het Franse presidentschap is minstens zo hard, maar een stuk chauvinistischer. Daar is in de woorden van Jacques Chirac «het aangezicht van de republiek» de inzet.
De voornaamste presidentskandidaten zijn de socialist Lionel Jospin (nu nog premier), de populistische republikein Jean-Pierre Chevènement (aan het hoofd van een Leefbaar-achtige Beweging van Burgers) en de zittende rechts-gaullistische president Chirac.
Chirac heeft gekozen voor een nietsontziende, frontale aanval. Hij moet wel, want het gaat niet goed met zijn gaullisten. De afgelopen vijf jaar leed zijn RPR tot drie keer toe een fikse verkiezingsnederlaag, en werd ze geteisterd door interne twisten. Het gaullisme wortelt in de periode 1940-1945, toen generaal Charles de Gaulle zich aan het hoofd van het verzet stelde. Ook na de oorlog was het De Gaulle die zich in bange dagen opwierp als hoeder van la douce France. De republiek in nood? Daar kan slechts een gaullist helpen!
Dus construeerde Chirac een heuse crisis. In een half verpauperde buitenwijk hield hij een dramatische rede over het geschonden aangezicht der natie. Frankrijk zou «in de greep van geweld» en «angst» verkeren. De remedie zou uiteraard komen van hem, Jacques Chirac zelf, hoeder der republiek. Een minister van Veiligheid zou hij aanstellen. En die zou zeer hard gaan optreden. Zelfs zijn Amerikanennijd was even vergeten: het New Yorkse zero tolerance werd door Chirac omarmd in de vorm van l'impunité zero.
Van impunité is het maar één letter naar immunité, briesen zijn tegenstanders, doelend op de presidentiële onschendbaarheid die Chirac redde van vervolging in vijf majeure schandalen. Jospin wijst erop dat Chirac als president nooit een vinger heeft uitgestoken om de criminaliteit aan te pakken, en Chevènement beticht Chirac van het plunderen van andermans verkiezingsprogramma’s.
Desondanks lijkt Chiracs strategie te werken. De media storten zich op het geweld in de voorsteden, dat zelfs volgens het progressieve blad Libération een «importproduct» is. De relativerende woorden van dociaocialist Lionel Jospin (nu nog premier), de populistische republikein Jean-Pierre Chevènement (aan het hoofd van een Leefbaar-achtige Beweging van Burgers) en de zittende rechts-gaullistische president Chirac.
Chirac heeft gekozen voor een nietsontziende, frontale aanval. Hij moet wel, want het gaat niet goed met zijn gaullisten. De afgelopen vijf jaar leed zijn RPR tot drie keer toe een fikse verkiezingsnederlaag, en werd ze geteisterd door interne twisten. Het gaullisme wortelt in de periode 1940-1945, toen generaal Charles de Gaulle zich aan het hoofd van het verzet stelde. Ook na de oorlog was het De Gaulle die zich in bange dagen opwierp als hoeder van la douce France. De republiek in nood? Daar kan slechts een gaullist helpen!
Dus construeerde Chirac een heuse crisis. In een half verpauperde buitenwijk hield hij een dramatische rede over het geschonden aangezicht der natie. Frankrijk zou «in de greep van geweld» en «angst» verkeren. De remedie zou uiteraard komen van hem, Jacques Chirac zelf, hoeder der republiek. Een minister van Veiligheid zou hij aanstellen. En die zou zeer hard gaan optreden. Zelfs zijn Amerikanennijd was even vergeten: het New Yorkse zero tolerance werd door Chirac omarmd in de vorm van l'impunité zero.
Van impunité is het maar één letter naar immunité, briesen zijn tegenstanders, doelend op de presidentiële onschendbaarheid die Chirac redde van vervolging in vijf majeure schandalen. Jospin wijst erop dat Chirac als president nooit een vinger heeft uitgestoken om de criminaliteit aan te pakken, en Chevènement beticht Chirac van het plunderen van andermans verkiezingsprogramma’s.
Desondanks lijkt Chiracs strategie te werken. De media storten zich op het geweld in de voorsteden, dat zelfs volgens het progressieve blad Libération een «importproduct» is. De relativerende woorden van de nationale politiechef Patrice Bergougnoux die stelt dat de Franse criminaliteitscijfers nog altijd veel lager zijn dan die van de buurlanden, worden niet gehoord. Van de eens zo progressieve Franse intellectuelen meent 61 procent dat Chirac het goed doet in de campagne. Slechts 22 procent vindt dat van Jospin. Wat dat betreft is het «aangezicht van de republiek», door Chirac op het spel gezet, inderdaad veranderd.