Christiane Hardy behoorde tot een uitstervend soort literaire redacteuren. Niet alleen las ze Duits, Frans, Italiaans en Spaans, maar met de meeste van haar auteurs had ze een diepgaand contact. Ze was inhoudelijk zeer betrokken bij de werken die ze redigeerde, deed haar uiterste best om te begrijpen wat een auteur precies wilde zeggen en voerde lange, indringende gesprekken om te helpen het te realiseren. Niet zelden kwamen daar levenslange vriendschappen uit voort.
Zulk ongeremd engagement vertoonde ze op zowel persoonlijk als politiek vlak. Hardy werd geboren in Heerlen, in een gegoed apothekersgezin dat zich vestigde in een arbeidersbuurt. Al op het gymnasium raakte ze geïnteresseerd in sociaal activisme en bezocht en organiseerde ze kritisch linkse filmavondjes. Later zette ze zich in voor vrouwen- en homorechten – ook al toen ze zelf nog met mannen uitging. Nog voor ze twintig jaar was hielp ze in Heidelberg, waar ze studeerde voor tolk-vertaler Duits, Amerikaanse soldaten uit Cambodja en Vietnam om te deserteren en smokkelde ze hen via Duitsland en Nederland het leger uit.
Haar carrière begon ze in 1975 als vertaler bij de EU in Brussel, Luxemburg en Straatsburg, maar snel bleek dat haar hart eigenlijk lag bij de literatuur. Ze ging werken als boekverkoper bij de toen links-progressieve Amsterdamse uitgeverij Van Gennep en promoveerde tot redacteur, gespecialiseerd in Midden- en Oost-Europese literatuur. In de jaren die volgden bouwde ze een indrukwekkend fonds op van auteurs uit het Oosten die hier niet vertaald en gelezen werden. Daarbij hoorden onder meer de Nobelprijswinnaars Elfriede Jelinek en Imre Kertesz, maar ook György Konrad, Vaclac Havel, Ismail Kadare en Christa Wolf. Bij haar overlijden stroomden de reacties binnen van Duitse en Oost-Europese contacten uit de literaire wereld, die haar roemden om haar ‘Treue und Mut’, haar grote hart, haar bereidheid zich in te zetten voor zwakkeren en haar gevoel voor literatuur.
In 1996 – ze had het bij Van Gennep inmiddels tot uitgever geschopt – kwam de uitgeverij in financiële moeilijkheden en vielen er ontslagen. Hardy werd, samen met enkele andere redacteuren, gedwongen om op te stappen, tot grote verontwaardiging van haar schrijvers. In wat met recht een auteursopstand genoemd kan worden schaarde een aanzienlijk deel van het fonds zich achter de geliefde redacteur, op dat moment de belangrijkste werver van nieuwe schrijvers. Martin van Amerongen, destijds hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer, en hartsvriendin Karin Spaink, die publiceerden bij Van Gennep, opperden zelfs hun royalty’s in te leveren als Hardy zou mogen blijven.
Het baatte niet, Hardy moest Van Gennep verlaten en ging – gevolgd door een aantal auteurs, onder wie Jelinek – naar Querido, waar ze meer werknemers onder zich kreeg en zich meer moest bezighouden met management. Ze bleef er vier jaar en pikte daarna het diplomatenwerk op. In 2001 vertrok ze naar Kosovo om te helpen met persoonsregisters om eerlijke parlementaire verkiezingen mogelijk te maken – ze doorkruiste het land in een jeep met een enorme veldtelefoon, onverschrokken.
Ook in Wenen, waar ze zich niet lang daarna vestigde met haar toenmalige partner Anneke Reijnders, zette ze zich in voor mensenrechten. Bij de Organisatie voor Vrijheid en Samenwerking in Europa (ovse) hield ze zich bezig met schending van persvrijheid en later met mensenhandel. Terug in Nederland eindigde ze toch weer in de uitgeverij, deze keer bij Van Oorschot, waar ze bleef tot 2009.
Zo gedegen als ze haar imposante professionele netwerk onderhield, zo koesterde ze ook haar vriendschappen. Schrijfster Karin Spaink, die Hardy ontmoette toen zij in 1984 bij Van Gennep haar eerste boek mocht uitgeven – het was tevens Hardy’s eerste klus als redacteur – zegt dat ze vanaf hun eerste sessie vrienden waren. Toen vorig jaar bekend werd dat Hardy ernstig ziek was, besloten de twee – voorheen beiden principieel tegen het huwelijk – hun vriendschap te bezegelen en te trouwen. ‘Deels omdat Chris wilde dat er de komende maanden iemand naast haar zou staan’, zo schreef Spaink onlangs in Het Parool.
Afgelopen augustus, op de warmste dag van de eeuw, kwamen 150 vrienden samen voor de bruiloft. Veel van hen verschenen in de maanden daarna ook in vrouwencafé Saarein, waar Hardy, die sentiment liever vermeed (veel boeken zijn aan haar opgedragen, altijd schrapte ze als redacteur die opdracht), iedere vrijdagmiddag ‘audiëntie’ hield aan een grote ronde kroegtafel, voor wie haar nog wilde zien of spreken. Daarmee deed ze wat ze altijd al goed deed, in haar werk en in haar privé-leven: ruimte creëren voor anderen en banden smeden. Ook nu ze er niet meer bij is verzamelen haar vrienden zich op vrijdagmiddag nog om die tafel.
Op Hardy’s uitvaart sprak onder anderen oud-burgemeester Ed van Thijn, wiens boek Blessuretijd: Dilemma’s van een joods politicus het laatste was wat zij redigeerde. Jarenlang was Van Thijn aan Hardy gebonden als auteur, net als vele anderen. Aan haar trouw, haar grondigheid, herinnert het herdenkingskaartje: ‘Wanneer ze je mocht, liet ze je niet meer los.’