Nu de zeepkisten weer zijn weggeborgen, kunnen de politieke partijen overgaan tot een evaluatie van hun campagnes

Het is volbracht. De kiezer is nu verlost van politici die zich op tv in de meest vreemde bochten wringen. De kiezer-van-gisteren kan zich hoogstens vertwijfeld afvragen wat er met zijn stem gaat gebeuren en lijdzaam afwachten wie het met wie gaat doen. Ook de politici en hun campagneteams hebben het volbracht. Zij kunnen hun zeepkist en milieuvriendelijke bus, hun soepkommen en sjaals en al die andere attributen weer opbergen, de restanten van hun boeken met titels als Wat Wouter wil en Aan de kiezer naar De Slegte brengen, wonden likken, dan wel de overwinning vieren en overgaan tot een exegese van de uitkomst met het oog op de kabinetsformatie.

Maar daarbij komt ook de vraag aan de orde welke partij of welke partijen de beste campagne hadden. Omdat het beste zal worden afgemeten aan het resultaat is het antwoord op die vraag van een welhaast ironische simpelheid: de partij die de grootste zetelwinst boekte en de partij die de grootste fractie in de Tweede Kamer heeft gekregen, voerden de beste campagne.

Vervolgens zal de zoektocht beginnen, voor zover deze de afgelopen weken al niet was begonnen, naar de verklaring voor dat succes, dan wel naar het antwoord op de vraag wat er fout ging bij de partijen die als verliezers uit de bus zijn gekomen.

Als het cda de grootste is geworden, zoals het er één dag voor de verkiezingen in de overigens sterk van elkaar afwijkende peilingen nog naar uitzag, dan zullen de christen-democraten zeggen dat de strategie heeft gewerkt die ze dit voorjaar na de voor hen desastreus verlopen gemeenteraadsverkiezingen hadden bedacht: het consequent inhakken op hun grootste rivaal, pvda-lijsttrekker Wouter Bos, het naar zich toetrekken van de economische groei als toch vooral de verdienste van het eigen kabinet en het tonen van een socialer gezicht dan in de afgelopen jaren. Loopt het toch nog anders, dan zal het plotseling opduiken van vermeende martelingen door Nederlandse militairen van gevangenen in Irak daar mogelijk de schuld van krijgen of zal het cda zich afvragen of het wel zo slim was lijsttrekker Balkenende het laatste weekeinde zo expliciet te laten waarschuwen voor een linkse meerderheid.

Mocht het Wouter Bos inderdaad niet lukken in het torentje te komen, dan zijn daarvoor al vele redenen de revue gepasseerd. De pvda-leider heeft te vroeg gepiekt, hij had niet zo moeten draaien als het gaat om de aow en de Armeense genocide, hij had te weinig kandidaten van naam en faam om zich heen verzameld, hij had zich duidelijker moeten uitspreken over een coalitie van zijn voorkeur, hij had zich niet zo geërgerd moeten tonen in debatten, hij had een campagneteam met wat oudere rotten om zich heen moeten verzamelen. Maar wat als de pvda het beter heeft gedaan dan was verwacht? Wat is dan vanaf nu de uitleg? Het kopje koffie met de lijsttrekkers van de sp en GroenLinks? Zag de naar links neigende kiezer toen ineens voor ogen wat een andere uitstraling een links kabinet kan hebben?

Niet dat er niet een aantal wetmatigheden gelden in zo’n politieke strijd. Als duidelijk is wie de leider is van een partij, hoeft daarover geen ruzie te worden gemaakt, waardoor er ruimte is voor zelfvertrouwen en speelsheid. Kijk naar Jan Marijnissen en zijn ‘tomatensoep-zonder-ballen’. Het omgekeerde geldt ook. De vvd heeft last gehouden van de onrust in de partij na de interne strijd om het lijsttrekkerschap. Wie van het tandem Mark Rutte en Rita Verdonk zette daar nu eigenlijk echt de lijnen uit?

Zelfvertrouwen werkt aanstekelijk, gebrek daaraan stoot af. Onderzoek in de VS heeft laten zien dat bij de presidentsverkiezingen tussen 1960 en 2000 de kandidaat die met zijn stem het eigen timbre wist vast te houden altijd de meeste kiezers achter zich kreeg. Je eigen timbre vasthouden getuigt van zelfvertrouwen. Marijnissen blaakte daar moeiteloos van, bij Rutte ontbrak het eraan.

Ook de peilingenindustrie zal niet aan een evaluatie ontkomen. Als de voorspellingen goed waren, zullen de opiniepeilers zich op de borst kloppen. Maar gezien de grote verschillen één dag voor de stembusgang kunnen ze niet allemaal gelijk gekregen hebben. Mochten wij woensdag met z’n allen iets anders hebben gedaan dan zij voorspelden, dan zal de fout vast en zeker worden gezocht in het grote aantal kiezers die tot de laatste dag bleven zweven.

Die kiezers hoeven zich daarover niet schuldig te voelen, maar het zal twee vragen oproepen. Is het wel gerechtvaardigd dat in de media zoveel aandacht aan de peilingen wordt besteed? En wie of wat haalde die zwevende kiezer over om op het laatste moment op deze of die partij te stemmen?

Die laatste vraag zal de blik weer richten op de campagne, de strategie, de tv-optredens, de invloed van de peilingen zelf, op alles… behalve op de inhoud van de verschillende politieke boodschappen. De vaak ondraaglijke lichtheid tijdens de verkiezingscampagne zal zich herhalen tijdens het terugblikken daarop. Niet dat er niet over onderwijs, voedselbanken, zorg, oude wijken en wat niet al is gepraat de afgelopen weken, maar de ingestudeerde zinnen en de evenzo ingestudeerde aanvallen op de tegenstander waren welhaast onverdraaglijk.

Het maakte de kiezer geen betrokkene die met zijn stem invloed heeft op de toekomst, maar een toeschouwer van een wedstrijd die vooral spannend moest zijn en voor hoge kijkcijfers moest zorgen. Er is de afgelopen weken een circus van calculerende politici voorbij gekomen die de kiezer behandelden als een calculerende burger die niet verder wenst te kijken dan de eigen portemonnee. De komende vier jaar krijgt diezelfde kiezer dan weer het verwijt vanuit Den Haag dat hij zich zo calculerend opstelt.