De Duitsers hadden het helemaal gehad met kernenergie. Vlak na het ongeluk met de kerncentrale in Fukushima besloot de Duitse overheid acht oude reactoren te sluiten. Alle andere centrales moeten in 2022 dicht zijn. Het energiebedrijf Vattenfall pikte dat niet: de Zweden werden gedwongen hun twee centrales te sluiten in Krümmel en Brunsbüttel, in Noord-Duitsland. Op de lange termijn betekende dat 3,7 miljard euro aan gederfde winst. Die wil het bedrijf graag alsnog zien. Vattenfall wil de Duitse overheid laten opdraaien voor de schade.

Een bedrijf heeft recht op profijt uit zijn investering, vond ook het Canadese mijnbouwbedrijf Infinito. In de boeken van Infinito waren al miljoenenwinsten bijgetekend na de aanschaf van een goudmijn in Costa Rica. Maar toen de lokale bevolking in opstand kwam vanwege de milieuschade die de mijnbouw aanrichtte, besloot de overheid de mijn te sluiten. Een verontwaardigd Infinito klopte daarop aan bij een internationaal tribunaal. Daar eist het bedrijf een compensatie van een miljard dollar van de Costa Ricaanse overheid.

Infinito en Vattenfall weten hun investeringen beschermd door handige clausules in investeringsverdragen. Zo’n clausule komt bijvoorbeeld van pas wanneer een nieuwe regering alle mijnbouw wil nationaliseren, zoals in Latijns-Amerika het afgelopen decennium gebeurde. In handelsverdragen is zo’n beschermingsclausule heel gebruikelijk. Een bedrijf uit het ene land doet grote investeringen in het andere land. Dan is het wel zo fijn als die belangen beschermd zijn. Zeker als het rechtssysteem van het andere land niet zo stevig in elkaar zit.

Nu de onderhandelingen over het Amerikaans-Europese vrijhandelsverdrag van start zijn gegaan, grijpen multinationals hun kans. Zo’n beschermende clausule moet ook in dit veelomvattende handelsverdrag worden opgenomen, vinden ze. Zou het de investeringen over en weer niet enorm stimuleren wanneer bedrijven zich veilig voelen?

In het zogeheten Transatlantic Trade Investment Partnership (ttip) worden dan ook niet alleen in- en uitvoertarieven geslecht. Ook aan andere handelsbelemmeringen moet een einde komen.

Een paar maanden geleden vond een eerste gespreksronde plaats in de Verenigde Staten. Vorige week spraken de partijen verder in Brussel, en in december staat weer een ontmoeting in Washington op de agenda. De Europese Commissie verwacht met het verdrag de economie van de eurozone met 120 miljard euro te stimuleren. Dat is 545 euro per huishouden. De Amerikaanse economie zou een boost van negentig miljard krijgen.

een kleine maar groeiende groep critici loopt te hoop tegen het verdrag en stelt dat in de onderhandelingen vooral wordt gekeken naar maximalisatie van de winsten voor bedrijven. Niet naar kwaliteit, consumentenbelangen, veiligheid of milieueisen. De tegenstanders hebben de meeste moeite met het hoofdstuk over investeerdersbescherming. De claims van Vattenfall, Infinito en vele andere, internationaal opererende bedrijven kunnen wel eens een voorbode zijn van wat de Amerikaanse en Europese overheden te wachten staat. Eén zo’n miljardenclaim van een Amerikaans bedrijf, en de voor volgend jaar gehoopte 0,5 procent economische groei in Nederland is verdampt.

Het Zweedse bedrijf Vattenfall wil de Duitse overheid laten opdraaien voor de sluiting van zijn kerncentrales

‘Een frontale aanval op de democratie’, betoogde Guardian-columnist George Monbiot. In Le Monde Diplomatique werden de vrijhandelsplannen bekritiseerd als ‘een economische Navo met onbegrensde bevoegdheden’. Het gaat er bij zulke claims van multinationals namelijk niet alleen om het geïnvesteerde bedrag terug te krijgen, legt Pietje Vervest, coördinator economic justice bij het Transnational Institute (tni) uit. De bedrijven willen ook gecompenseerd worden voor de misgelopen toekomstige winst. Vervest: ‘Het is onrechtvaardig dat ze met zulke grote schadeclaims dreigen. Natuurlijk kan een vergoeding in sommige gevallen terecht zijn. Maar níet voor winst die mogelijk in de toekomst gemaakt zal worden.’

De tni-coördinator wijst ook op de democratische consequenties van zulke beschermingsclausules. Vaak hebben de betrokken bedrijven meer slagkracht dan de regering waarmee ze de degens kruisen. Uruguay kreeg bijvoorbeeld een claim aan de broek van sigarettenfabrikant Philip Morris. Op de pakjes sigaretten die in Uruguay worden verkocht, prijkt net als elders in de wereld een waarschuwing: roken kan ernstige gezondheidsschade veroorzaken. Nieuwe regelgeving bepaalt dat die waarschuwing voortaan niet slechts de helft, maar tachtig procent van het pakje sigaretten moet beslaan. ‘Dat laat geen ruimte over op het pakje om het merk te tonen’, klaagt Philip Morris in een verklaring op de website van het bedrijf. Volgens het bedrijf schendt deze maatregel het bilaterale handelsverdrag tussen Uruguay en Zwitserland, van waaruit het miljardenbedrijf opereert.

Hans van Baalen, delegatieleider van de vvd in het Europees Parlement, is vóór bescherming van investeerders. Als liberaal is hij natuurlijk een uitgesproken voorstander van vrijhandel en hij vindt het ‘verstandig’ dat bedrijven gecompenseerd worden als nationale regels veranderen. Toch denkt ook hij dat het nog een hele klus wordt om te berekenen hoe hoog die compensatie dan precies moet zijn. ‘Als ik investeer in een schoenenfabriek in New York en het gaat niet door, is het moeilijk te beoordelen wat ik misloop aan winst. De markt kan ondertussen ook instorten.’

Ook de sociaal-democraten in het Europees Parlement zien de logica van de claims in. Maar, vinden zij, als het om ‘volwaardige rechtsstaten’ gaat, kunnen zulke claims gewoon door de gevestigde constitutionele hoven behandeld worden. Niet door een ad hoc ingesteld arbitrair panel. Judith Merkies (pvda): ‘In de VS en de EU zijn overal hoven waar je voldoende garanties hebt op kwalitatieve rechtspraak. Met dit hoofdstuk wordt de mogelijkheid geopend om buiten de nationale rechtspraak om te gaan. Dat doe je alleen als je verdragen sluit met delen van de wereld waarvan je niet zeker bent dat de rechtspraak conform onze normen is.’

In een verdrag tussen de VS en de EU is een hoofdstuk over investeringsbescherming dan ook misplaatst, vindt Merkies. Daarmee zit de pvda op hetzelfde spoor als het Transnational Institute. Pietje Vervest: ‘Als je elkaars rechtssysteem vertrouwt, is zo’n beschermingsclausule niet nodig. Het tni is er sowieso niet voor dat investeerders meer rechten hebben dan staten.’ Veel bedrijven zouden hun claims nooit toegewezen krijgen wanneer een beroep werd gedaan op de reguliere rechtspraak. Bovendien is het International Centre for Settlement of Invester Disputes (icsid), dat bij de meeste claims wordt ingeschakeld voor bemiddeling, volgens de critici te veel op de hand van de bedrijven.

Van Baalen denkt daar uiteraard anders over: ‘Overheden die steeds nieuwe regels introduceren zijn niet handig bezig richting investeerders. Dit is ook een goede manier om overheden te disciplineren. Maar ik geef toe, de uitwerking wordt problematisch.’

De onderhandelingen over het Amerikaans-Europese vrijhandelsverdrag vinden achter gesloten deuren plaats, wat het allemaal nog ingewikkelder maakt. Het handelscomité van het Europarlement wordt weliswaar regelmatig geïnformeerd, maar het Europarlement zelf krijgt straks alleen de allerlaatste versie te zien. Dan rest niets anders dan akkoord gaan of vetoën.

Veel bedrijven zouden hun claims nooit toegewezen krijgen met een beroep op de reguliere rechtspraak

Dat geeft het bedrijfsleven een sterke positie. De onderhandelingen over het vrijhandelsverdrag zijn de opstartfase nog niet voorbij, maar 51.000 Amerikaanse firma’s zijn alvast druk bezig kantoortjes in te richten in Europese lidstaten, zo toont een kaart van Public Citizen’s Global Trade Watch aan. Andersom openen 24.000 Europese bedrijven vestigingen in de VS. Waarom? Dat maakt het straks, als het vrijhandelsverdrag is aangenomen, gemakkelijker om over en weer claims in te dienen. Die omzeilen de reguliere rechtspraak, en herschrijven en passant democratisch gelegitimeerd overheidsbeleid.

Wat critici het meest zorgen baart, is dat buitenlandse bedrijven buitensporig veel invloed krijgen op het overheidsbeleid in het land waar ze zaken doen. Onderzoeker Myriam Vander Stichele van de Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (somo) ziet in de riante investeringsbescherming zelfs een bedreiging voor de geplande hervormingen van de financiële sector. ‘Bedrijven kunnen met een beroep op het nieuwe vrijhandelsverdrag de strengere financiële regelgeving ondermijnen’, vreest ze. Tot een zaak hoeft het niet eens te komen. Overheden zullen uit angst voor miljardenclaims al snel geneigd zijn water bij de wijn te doen en wetsvoorstellen afzwakken.

Daarbij is het hoofdstuk waarin de bescherming van investeringen is opgenomen, slechts één van de kwesties waar critici zich zorgen om maken. Om de handel te bevorderen, moeten middenwegen worden gezocht in vraagstukken waarbij de VS en de EU eerder lijnrecht tegenover elkaar stonden. De Europeanen willen niet tornen aan de afwijzing van genetisch gemodificeerd maïs. Maar wat nou als de Amerikanen toezeggen om in ruil daarvoor onze strenge regels bij registratie van chemische stoffen te volgen? Op die manier kan zelfs inzage in Europese persoonsgegevens onderdeel worden van een transatlantische uitruil – want ook de omgang met dat thema ligt op de onderhandelingstafel. Daar is dan geen nsa meer voor nodig.


Nederland claimland

Na de Verenigde Staten (123 keer) is Nederland het land van waaruit multinationals de meeste claims tegen overheden indienen: in totaal vijftig zaken. Dat is niet zo vreemd: Nederland sloot de afgelopen decennia het ene na het andere handelsverdrag en is er trots op dat zoveel bedrijven hier een kantoor openen. Brievenbusfirma’s, inderdaad. Niet alleen vanwege de belastingen, maar dus ook omdat het zo makkelijk claimt, vanuit hier.

Pietje Vervest van het TNI wijst op nog iets anders. Ondanks de toetreding van Oost-Europese lidstaten tot de EU zijn veel investeringsverdragen mét beschermingsclausule tussen West- en Oost-Europese landen intact gehouden. ‘De Europese Commissie en Oost-Europese landen willen ervan af. Maar Nederland weigert ze op te zeggen.’

Een van die verdragen maakte bijvoorbeeld de claim mogelijk van Achmea tegen de Slowaakse overheid. Slowakije draaide in 2006 de privatisering van de gezondheidszorg terug. Ziektekostenverzekeraars als Achmea mochten vanaf dat moment alleen nog op non-profitbasis opereren. Het bedrijf eiste en kreeg compensatie: 22 miljoen euro.


Beeld: Arend van Dam / Cagle