Ik zag hem al van verre bezig, toen ik na een urenlange wandeling door een groot Duits bos in de richting van het dorp liep. Hij stond op een heuveltje een groot bord aan een boom vast te maken. Er stond een gezicht op dat ik van die afstand niet kon thuisbrengen maar wel zag ik dat de man die het bevestigde niet erg handig was. Hij glibberde steeds het heuveltje af, liet het bord bijna vallen, worstelde met de boom. Te gladde schoenen, waarschijnlijk. Tegen de tijd dat ik de heuvel bereikte zat het bord eindelijk vast. Het hing weliswaar een beetje scheef, maar het hing. De man stond er van een afstandje naar te kijken. ‘Gutentag’, zei hij toen ik passeerde. ‘Gutentag’, zei ik. Het was zijn eigen gezicht, zag ik nu. Hij had zijn eigen gezicht aan de boom vastgemaakt – en toch ook niet. Op het bord was hij heel groot en zelfverzekerd afgedrukt, in een net pak en met een stropdas om. ‘Claus Merle: Ihr Bürgermeister’, stond boven zijn hoofd. En op zijn borst stond, in kleinere letters: ‘Kompetent und ortsverbunden’. Maar zoals hij naast me stond, op inderdaad veel te gladde schoenen, zag hij er vooral lief uit. Verwaaid haar. Blosjes op zijn wangen. Nogal gegêneerd ook, alsof ik hem betrapt had op iets onbetamelijks. Je eigen verkiezingsposters ophangen, wat zegt dat eigenlijk? Hij keek naar mijn nogal bemodderde broek en vroeg of ik een mooie wandeling had gemaakt en ik zei ja, dat het bos zo schön was rond deze tijd en dat ik daarom altijd in het najaar kwam. Toen hij mijn bepaald niet foutloze Duits hoorde klaarde zijn gezicht op. Hij streek zijn haar glad en stak zijn borst iets vooruit. ‘Ja, wir kümmern uns um den Wald’, zei hij plechtig. Hij keek me vaderlijk aan en ik glimlachte, omdat hij ineens zo op zijn eigen foto leek. We groetten en ik liep verder, het dorp in. Toen ik omkeek zag ik nog juist hoe hij behendig de heuvel af gleed en zonder één keer te vallen zijn auto bereikte. Ortsverbunden, dacht ik. Und Kompetent.