Beiroet/Srifa – Libanon zit in een diepe economische crisis. Sinds president Emile Lahoud in november vorig jaar zijn ambtstermijn afsloot is nog steeds geen nieuwe president verkozen. Het land is volledig instabiel, de inflatie schrikbarend hoog, de voedselprijzen rijzen de pan uit en wekelijks zijn er in de hoofdstad betogingen voor hogere lonen. Het minimumloon van tweehonderd dollar per maand is al dertien jaar niet meer bijgesteld. Afgelopen week vielen er tientallen doden na rellen tussen ontevreden aanhangers van Hezbollah en pro-westerse regeringspartijen, onder meer in Beiroet. Een nieuwe burgeroorlog ligt op de loer.
In het zuiden van Libanon wordt vooral gevreesd voor een nieuwe oorlog met Israël. Israël houdt groots opgezette rampoefeningen aan de grens en schendt regelmatig het luchtruim. Ook is de oorlog van 2006, tussen Hezbollah en Israël, nog lang niet voorbij. Clusterbommen maken nog steeds slachtoffers, zorgen voor veel onrust en vertragen de wederopbouw.
De familie Al Haj Ali uit het dorp Srifa, dichtbij de Israëlische grens, zag het in de zomer van 2006 clusterbommen regenen in haar achtertuin. Het kleine dorp werd zwaar getroffen, tientallen burgers kwamen om en huizen veranderden in brokken puin. De zussen Faten (12) en Fatima (10) wijzen naar het glooiende achterland: ‘Dáár vielen ze.’ Sindsdien kunnen de meisjes niet meer door het veld naar school lopen.
De familie runt een kleine tabakskwekerij. In de kas staan jonge tabaksplanten, sterk genoeg om uitgezet te kunnen worden, maar onontplofte clusterbommen maken het al anderhalf jaar onmogelijk het land op te gaan. Inkomsten blijven uit en het weinige spaargeld raakt op.
De familie Al Haj Ali behoort tot de aanhangers van Hezbollah, net als veel andere landbouwers en dorpelingen in het zuiden van Libanon. ‘We hebben geen keus’, zegt vader Haj Ali, ‘Hezbollah is de enige partij die voor ons zorgt en bereid is voor ons mooie land te vechten.’ Die mening wordt gedeeld door Assaf, een fanatieke Hezbollah-sympathisant. Hij rijdt taxi in Srifa en wijst naar een schoolgebouw waarop een levensgroot portret prijkt van een lachende leider Hassan Nasrallah. ‘Nasrallah is goed voor ons, hij heeft deze school weer opgebouwd’, zegt hij.
Hezbollah, de gewapende sjiitische partij, zorgt in het zuiden van Libanon voor de opbouw van gebombardeerde huizen en scholen, vaak met geld uit Iran, terwijl pro-westerse regeringspartijen de andere kant op kijken. Van Beiroet naar Srifa is slechts anderhalf uur rijden, maar in de beleving van veel inwoners van de hoofdstad ligt het zuiden veel verder weg. Ze komen er nooit en hebben er ook niets te zoeken. Gewapende Hezbollah-soldaten controleren de toegangswegen en soms hele dorpen. Groen-zwarte vlaggen wapperen boven de straten. Srifa wordt door Israël gezien als een van de bolwerken van Hezbollah en werd daarom in 2006 met extra veel clusterbommen bestookt, zelfs toen een staakt-het-vuren al in de maak was.
In de laatste dagen van die oorlog vuurde Israël onophoudelijk clusterbommen af boven Zuid-Libanon. Het Mine Action Coördination Centre (macc) van de Verenigde Naties in Tyrus, de grootste stad van Zuid-Libanon, heeft berekend dat 49 miljoen vierkante meter land getroffen is door clustermunitie. Vooral langs de zogenoemde blauwe lijn, de streng bewaakte grens tussen Libanon en Israël, tot aan de rivier de Litani die ten noorden van Tyrus loopt. Hoeveel clustermunitie er precies gevallen is weet niemand. ‘We schatten meer dan een miljoen bomblets, maar Israël weigert de Verenigde Naties informatie te geven’, zegt Dalya Farran, coördinator van het macc. ‘We blijven aandringen, want met de juiste informatie kunnen we de mensen beter beschermen.’
Israël zette in Libanon op grote schaal een nieuw type clusterbom in, de m85. Een bom die de Israëliërs namaakten van Amerikaanse modellen, maar dan uitgerust met een zelfvernietigingsmechanisme waardoor de bom ‘beter’ ontploft en daarom bekendstaat als ‘humaan’. Dertig tot veertig procent van de oude clusterbommen ontploft niet meteen. Soms explodeert een projectiel pas bij de derde of vierde aanraking, je kunt er overheen lopen zonder dat er iets gebeurt, de volgende die erop stapt kan zwaargewond raken of sterven. De m85 claimt één of hooguit twee procent uitval te hebben. Finland en Noorwegen kochten de m85 royaal in.
Inmiddels weet het macc beter: de bom is nagenoeg even wreed als alle andere. ‘Nog steeds weigert tien tot twintig procent’, zegt Farran. Ze wijst op een grote stafkaart die aan de muur van haar kantoor hangt en ingekleurd is met een langgerekt patroon van rode stippen. Elke stip is een getroffen gehucht of dorp. Farran: ‘We zetten er regelmatig nieuwe stippen bij, als weer een scherf van clustermunitie in een berm of akker is gevonden.’ Ook liggen er nog vierhonderdduizend landmijnen in het gebied uit eerdere oorlogen, waaronder de burgeroorlog van 1975-1990.
Boeren en landbouwers zijn de grootste slachtoffers van de zogenaamd humane m85. Ze kunnen hun landbouwgrond die bezaaid ligt met blindgangers onmogelijk bewerken. Het coördinatiecentrum macc zendt Unifil-missies en het Libanese leger uit naar de regio’s om de landbouwgronden en boomgaarden zo snel mogelijk te ontmijnen. Maar na anderhalf jaar is pas een klein deel schoongemaakt en verliezen boeren hun geduld. Regelmatig hangt een boze boer aan de lijn met de vraag waar Unifil in hemelsnaam blijft. Farran: ‘We doen ons best. We letten bij het inzetten van de opruimingsmissies zo veel mogelijk op de oogstperiodes. Als de olijven rijp zijn, geven we voorrang aan de olijfboomgaarden. Als de tabak geoogst kan worden, doen we de tabaksvelden. We kunnen niet overal tegelijk zijn.’
In het dorp Tebnin, tachtig kilometer oostwaarts van Tyrus en twaalf kilometer van de Israëlische grens, ondervond een Belgische Unifil-missie het ongeduld en de wrevel van boeren uit de omgeving aan den lijve. In het dal is vierduizend vierkante meter landbouwgrond afgezet met rood-wit lint, wat duidt op clustergevaar. De Unifillers zijn er ruim twee maanden bezig het veld centimeter voor centimeter af te speuren met een speciale detector. Ze vonden 36 bommen. Maar achter de rug van de Belgen ploegde een boer zijn eigen lapje grond om – zijn enige bron van inkomsten – en hij negeerde het lint. De Belgen hielden hun hart vast. ‘Wij kunnen de boer niet tegenhouden, we zijn geen landeigenaar’, zegt de jonge Belgische generaal De Vocht. Het liep goed af, maar verhalen met een slechte afloop zijn er genoeg. Een landeigenaar een paar kilometer verderop had met blote handen een bom uitgegraven. Met de bom in een plastic zak was hij op weg gegaan naar een eenheid die gespecialiseerd is in het onschadelijk maken van bommen. Onderweg in de auto ontplofte het projectiel; de man stierf, de familie bleef zonder inkomsten of sociale voorzieningen achter. De Vocht: ‘Sommige boeren proberen met vuur of met een steen de bommen eigenhandig tot ontploffing te brengen, zonder enige bescherming.’
Als er bij de opruimingsacties van de Belgen onverhoopt iets mis gaat, ligt een eerstehulpkit voor iedereen klaar. De Vocht: ‘Ironisch genoeg komt die kit ook uit Israël.’
Het werk van de Belgische soldaten wordt soms gehinderd door aanhangers van Hezbollah die niet gediend zijn van de westerse bemoeienis. Hezbollah wil het zuiden eigenhandig opbouwen. ‘Ze verdenken ons ervan dat we komen spioneren of de boel expres vertragen’, aldus De Vocht. ‘Ze zijn argwanend en houden ons nauwlettend in de gaten. Ze zijn niet van plan ons te helpen. We hebben voorlichting gegeven op scholen en aan volwassenen, maar de achterdocht blijft.’ De Belgen, die sinds 2006 onafgebroken in Libanon zijn, werden al eens aangevallen door Hezbollah-aanhangers.
Deze week hebben de Belgen bovendien pech. Hun metaaldetector is kapot en de dertig militairen hangen werkeloos rond, spelen schaak of lossen sudoku’s op in hun kamp.
In Srifa is het beeld niet veel anders. Ook de familie Al Haj Ali zit te wachten, op een versleten bank in de schaduw van een boom, en kijkt uit naar het moment dat de schoonveegacties van Unifil het dorp bereiken. Pas dan kunnen ze de draad van hun leven weer oppakken. Tot die tijd zijn ze aangewezen op steun van Hezbollah.
………………………………………………………………………………………………………
geen totaalVerbod
Clusterbommen zijn projectielen die in de lucht openbarsten en waaruit in een straal van vijftig meter honderden kleinere submunities worden gespuwd, ter grootte van een batterij, ook wel bomblets genoemd. Meer dan 98 procent van alle slachtoffers van clustermunitie zijn burgers, vaak nog lang na een oorlog. Clusterbommen ontwrichten bovendien de economie en vertragen de wederopbouw. Kosovo, Tsjetsjenië, Irak en Afghanistan hebben te lijden onder achtergebleven clustermunitie.
Op de internationale Dublin Conferentie (19-30 mei) over clustermunitie, de vijfde conferentie van het Oslo-proces, ingezet door Noorwegen in november 2006, wordt gepleit voor een verregaand verbod op clustermunitie. De Nederlandse overheid is niet voor een totaal verbod op clusterbommen. Zij wil de M85, de zogenaamd humane clusterbom van Israëlische makelij, vooralsnog niet verbieden, vanwege zijn ‘vriendelijke’ karakter.
Nederland liep in het verbod op antipersoonsmijnen tijdens het Ottawa-akkoord in 1997 nog voorop in de strijd. ‘Nu volgt Nederland het standpunt van Engeland en Duitsland en vertraagt het akkoord’, zegt Miriam Struyk, beleidsmedewerker van IKV Pax Christi. Pax Christi en de SP strijden voor een verbod op alle clustermunitie. ‘Nederland geeft als reden voor zijn gedraai dat onze jongens en meisjes in Afghanistan zo goed mogelijk uitgerust moeten zijn, maar ze willen gewoon Engeland en Amerika niet voor het hoofd stoten’, aldus Struyk.
In een brief van 16 april zegt minister van Defensie Eimert van Middelkoop wel de CBU87 te willen verbieden. De CBU87, ook wel Yellow Killer, zit in het Nederlandse wapenarsenaal en werd in de oorlog met Servië nog gebruikt. De Amerikanen, Chinezen en Russen doen niet mee aan het Oslo-akkoord, zoals ze destijds ook het Ottawa-akkoord niet tekenden.