In september 2016 bundelde Coen Stork de diplomatieke cables die hij in 1964-1965 vanuit zijn post in Pretoria naar Den Haag zond. ‘Voor mijn kinderen en kleinkinderen’, lichtte hij toe, ‘zodat ze straks een idee hebben wat zich daar afspeelde.’ Hij vroeg zich af of het wel was toegestaan om deze vertrouwelijke rapportages te bundelen en vermenigvuldigen. De aanzienlijke kans dat dit niet het geval was, deed hem zichtbaar genoegen. Hij schonk me een van de twintig exemplaren die hij had laten drukken.
Stork doet in de rapportages gedetailleerd verslag van de politieke ontwikkelingen in Zuid-Afrika en van het proces tegen Nelson Mandela en zeven van zijn kameraden, medebestuursleden van het anc, dat resulteerde in levenslange gevangenisstraffen. Stork kon zich melden als waarnemer van het Rivonia-proces, vernoemd naar de boerderij waar de activisten gearresteerd werden nadat ambassadeur Jan van den Berg begin 1964 zijn post verliet. Over hem schrijft Stork in de inleiding van de bundel: ‘Hij bewonderde de Afrikaners en zag in hun beleid van “gescheiden ontwikkeling” de enige oplossing voor het land.’ ‘Een lul’, heette het in aanmerkelijk minder diplomatieke termen in de gesprekken die ik in de loop der jaren met Coen Stork voerde. Van den Bergs opvolger, Han Helb, liet een nieuwe wind waaien en Stork kon zijn gang gaan. De nieuwe ambassadeur ondertekende zijn rapportages zonder er een letter in te wijzigen.
In zijn eerste verslag wordt de vraag gesteld of Zuid-Afrika een politiestaat is. Stork citeert deskundigen die met voorbeelden van talrijke incidenten geen misverstand laten bestaan over het antwoord. Daarmee is de toon gezet, en zullen in Den Haag wellicht de eerste alarmbellen zijn afgegaan. Weliswaar had de Nederlandse regering na het bloedbad van Sharpeville in 1960 enige verontrusting uitgesproken, maar het had de officiële relatie niet bekoeld. Pleidooien van een handjevol activisten, zoals Ed van Thijn, Karel Roskam en dominee Buskes, om de druk op het apartheidsregime op te voeren vonden geen weerklank. Hendrik Verwoerd was een bevriend staatshoofd en gevoelens van stamverwantschap met de witte boeren bepaalden in hoge mate het beleid. Van Mandela had nog bijna niemand gehoord.
De rapportages bevatten een uitvoerige schets van de aanklacht – sabotage en samenzwering tot omverwerping van de staat – en van de spelers in het proces: de beklaagden, het verdedigingsteam onder aanvoering van advocaat Bram Fischer, rechter De Wet en openbaar aanklager Percy Yutar. De verslagen zijn feitelijk en getuigen van de gretigheid waarmee Stork de thematiek verkent. Hij leest zich in, raadpleegt deskundigen en vrienden en onderzoekt. De gave van het woord, waarover hij onmiskenbaar beschikte, toont zich in de verbeelding van niet zelden droge, juridische kost. Met de rapportages sorteert Stork voor op de internationale lobby richting Pretoria waarbij Nederland zich aansluit om het niet tot de doodstraf te laten komen. Een van Storks verslagen eindigt met: ‘“Wat is de uitspraak?” vroeg de slechthorende moeder van Denis Goldberg, medebeklaagde van Mandela. Goldberg juichte: “It’s life. Life is beautiful.”’
Coen Stork keek op zijn jaren in Zuid-Afrika terug als een periode van politieke bewustwording, een ‘ontwaken’. De vriendschappen die hij er maakte, zoals met enkele van de beklaagden in het proces, de advocaten Fischer, Chaskalson en Bizos, de schrijfsters Mary Benson en Nadine Gordimer, de tot huisarrest veroordeelde anc-leider en Nobelprijswinnaar Albert Luthuli en zoveel anderen, verwaterden niet toen hij zijn post in Pretoria verruilde voor detacheringen elders in de wereld.
Maar minstens zo belangrijk is het gedachtegoed dat in Zuid-Afrika ontsproot en dat tot zijn dood deel uitmaakte van zijn bagage. Stork arriveerde in Pretoria toen de deken van apartheid zich over het land uitstrekte. Wetten institutionaliseerden de segregatie tot in alle hoeken van de samenleving. De communistische partij was verboden en na de protesten in Sharpeville ook het anc. Leiders waren in ballingschap gejaagd of naar Robbeneiland afgevoerd. Paswetten maakten grote delen van het land een no-go-area voor zwarte Zuid-Afrikanen. Het aantal executies werd opgevoerd. Tegelijkertijd kwam daartegen een kleine groep witte Zuid-Afrikanen in verzet, niet zelden uit joodse kring, soms zelfs behorend tot Afrikaner aristocratie, zoals Bram Fischer en Beyers Naudé. Rebellen die in opstand kwamen tegen het eigen milieu en daarvoor vaak een hoge prijs betaalden. Juist die dissidentie moet Stork als lid van een gegoede familie en behorend tot de diplomatieke elite hebben aangesproken.
Hij liet zich er later op nieuwe standplaatsen door leiden. Ook in Havana, waar hij dwars tegen de uitzichtloze isolatiepolitiek in juist het gesprek met de machthebbers voortzette. Dat maakte hem zeer onbemind bij de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, Hans van den Broek, die hem daarop min of meer voor straf in Boekarest plaatste. Stork beleefde daar echter zijn finest hour. Opnieuw sloot hij er vriendschappen met de tegenkrachten en, uiteindelijk, was hij hun stem in de Nederlandse media tijdens de val van het regime.
De tegenwoordige diplomaat van Oranje doet er goed aan een exemplaar van Coen Storks gebundelde cables in te zien. Dit ooggetuigeverslag van een reis op eigen kompas is een leerstuk.
Bart Luirink is hoofdredacteur van ZAM. Enkele rapportages en Storks herinneringen aan het proces zijn terug te lezen op zammagazine.com/mandelaspecial. Bij het artikel is ook de dankbrief afgedrukt die Mandela aan Stork stuurde. Vanaf pagina 60