Na de Reichskristallnacht van 1938 pleitte het Liberale Weekblad tegen de opname in Nederland van nieuwe joodse vluchtelingen, ‘niet omdat zij Duitse joden zijn, maar omdat zij Duitse joden zijn’. De vluchtelingen uit het vervloekte buurland moesten worden geweerd, juist omdat zij de cultuur van dat buurland meebrachten. ‘Ik word ziedend’, aldus een ingezonden briefschrijfster, ‘dat ik Amsterdam zie veranderen in een Duitse stad.’
Het was een bijzonder staaltje van antisemitische acrobatiek, zeker voor een tijdperk waarin jodenhaat doorgaans geen omhaal nodig had. Met uitzondering van sommige linkse kranten meende vrijwel de gehele Nederlandse pers in de jaren dertig dat ons land een ‘teveel’ aan joden niet kon verdragen — niet omdat zij minderwaardig waren, maar omdat zij ‘anders’ waren.
Die houding werd diep beschaamd door hetgeen enkele jaren later geschiedde, met name door het gemak waarmee bepaalde geledingen van de Nederlandse maatschappij aan de jodenvervolging meewerkten. We pretenderen daarvan geleerd te hebben, maar in de discussie over ons immigratiebeleid is daar weinig van te merken. Bepaalde reflexen zijn kennelijk diepgeworteld. In een interview met Henk Hofland merkte Loe de Jong eens op dat de Turken en Marokkanen in het naoorlogse Nederland ongeveer dezelfde plaats innemen als de joden voor de oorlog. Het is een gezochte vergelijking, maar toch dringt hij zich dezer dagen op.
Het is opeens bon ton om alle problemen rond migratie te wijten aan de migranten zelf, om precies te zijn: aan het feit dat zij ‘anders’ zijn. Hun integratie mislukt zodat de samenleving straks wordt overwoekerd door miljoenen verpauperde, wraaklustige vreemdelingen. Voordat dit probleem ‘onbeheersbaar’ wordt, moet het ‘taboe’ op de multiculturele samenleving worden doorbroken. Maar welk taboe hebben de vertegenwoordigers van deze trend precies op het oog? Het kan hen niet zijn ontgaan dat deskundigen al vijfentwintig jaar waarschuwen dat de integratie van grote groepen migranten mislukt.
Bij nader inzien willen ze tornen aan een ander taboe: de migratiestop. De PvdA’er en publicist Paul Scheffer opende onlangs de discussie met een artikel in NRC Handelsblad, getiteld Het multiculturele drama. Nederland heeft volgens hem niet de vereiste nationale trots om migranten succesvol te integreren, dus moet de migratie maar aan banden worden gelegd. Hij pleit zelfs voor opschorting van het vluchtelingenverdrag met het schandelijke argument dat te veel vluchtelingen er een beroep op doen.
Mag je van een vooraanstaande sociaal-democraat niet verwachten dat hij meer compassie en vooral meer visie toont? Dat hij tenminste de oorzaken van de toenemende migratie aanwijst, namelijk de ongelijke machts- en bezitsverhoudingen in de wereld, en nadenkt over een beleid dat hierin op termijn verandering kan brengen? Hij zou zijn licht kunnen opsteken bij Attac, een internationale beweging die de speculatieve geldstromen in de wereld wil aftappen ten behoeve van sociale investeringen. Het is een bescheiden begin, maar alle verworvenheden van de sociaal-democratie in de laatste honderd jaar zijn geboren uit zulke bescheiden aanzetten. Voor dat inzicht is historisch besef nodig en daaraan ontbreekt het hedendaagse politici en commentatoren maar al te vaak.
Het paarse dogma dat de samenleving niet langer maakbaar is, laat enkel ruimte voor een ranzig cultuurpessimisme: alle wereldproblemen overspoelen onze landsgrenzen, de jeugd verkwanselt het erfdeel der vaderen en op internet is het ook al niet pluis. ‘Turbulentie is de natuurlijke toestand van de atmosfeer’, zou Hans Magnus Enzensberger antwoorden. Het is evident dat de mondiale uitwisseling van mensen, goederen en ideeën zal doorgaan. Ook al proberen we onze grenzen dicht te timmeren met behulp van quota, vliegende brigades, DNA-paspoorten, gekoppelde computerbestanden en andere middelen van de moderne politiestaat, de wereld zal almaar onoverzichtelijker worden, althans in de ogen van degenen die ooit hebben gedacht dat zij overzichtelijk was.
Is dat een reden om warrige verhalen te verspreiden waarin begrippen als ‘allochtoon’ (iedereen met tenminste één ouder van buitenlandse komaf) en ‘minderheid’ (een allochtone groep met aanzienlijke sociale achterstand) op één hoop worden gegooid, met als uitkomst dat de slachtoffers voor hun mislukte integratie opdraaien? Laten we onder ogen zien dat veel sociale problemen in dit land onbeheersbaar zijn gemaakt. Door een hele reeks internationale verdragen, voorlopig bekroond met het verdrag van Maastricht, kan de overheid geen eigen sociaal-economisch beleid meer voeren. Door het stukbezuinigen van sociale arrangementen die het bindweefsel van onze samenleving zouden moeten vormen, gepaard aan de privatisering van openbare voorzieningen en bestuurlijke verantwoordelijkheden, beschikken we nauwelijks meer over instrumenten om ons algemeen belang te verzekeren. Onze politici zijn zelfs niet in staat om het te
formuleren. Dát is ons grootste probleem.
AART BROUWER