
De grote polarisatie is begonnen. Niet de randen van het politieke spectrum zijn versplinterd, zoals sommige commentatoren woensdagavond in haastige verwarring hebben geanalyseerd, maar het midden is geïmplodeerd. Althans de elite daar. Het centrum van de macht staat met lege handen, het centrum dat traditioneel van links naar rechts bestaat uit PvdA, CDA en VVD. Minister-president Jan Peter Balkenende kan dit mede op zijn conto schrijven. Zijn kleine verlies oogt als een overwinning, maar is een nederlaag.
Nederland lijkt terug in 2002. Maar dat is te simpel. Er is één essentieel verschil. De winst van de voormalige tegenpartij SP is hecht in de samenleving geworteld en is het resultaat van decennialange partijvorming, met een toefje hedendaags imago. Ook zonder modestemmen is de SP een soevereine stroming die in potentie de plaats van de PvdA kan gaan innemen. De spectaculaire slag van de Partij voor de Vrijheid van Geert Wilders is eveneens een illustratie wat organisatie vermag en bovendien een verwoestend breekijzer in de toch al schizoïde VVD, die tot 2002 dacht de ‘rechterflank’ af te dekken en te integreren. Het project dat voormalig partijleider Frits Bolkestein in 1989 begon, is mislukt. Bolkestein heeft zijn partij vooral beschadigd door in 1998 het hazenpad naar Brussel te kiezen en zodoende zijn werkt niet af te maken.
In dit gepolariseerde klimaat, waarin Nederland op het randje van democratische onbestuurbaarheid is, heeft het CDA weinig tegen in te brengen. De interne haarscheurtjes binnen de christen-democratie, die tussen de neoconservatieve marktideologen en de sociaal-christelijke verzorgingsstaatdenkers, zullen eerder vroeger dan later aan het licht komen. Dissidentie ligt in het CDA op de loer. Want Balkenende is weliswaar niet de eerste zittende premier die zijn partij naar een nederlaagje voert. Dries van Agt ging hem in 1981 en 1982 voor. Het CDA verloor toen respectievelijk één en drie zetels. Maar toen waren er tenminste nog twee overzichtelijke varianten mogelijk: centrum-links met de PvdA en centrum-rechts met de VVD, de coalitie die het onder leiding van Ruud Lubbers uiteindelijk tot 1989 zou volhouden. Nu is dat ondenkbaar. Gedrieën hebben ze nog wel de meerderheid in de Tweede Kamer. Maar elk der partijen zal min of meer het slachtoffer worden van zo’n grote coalitie, die Nederland bovendien nooit in zijn geschiedenis heeft gekend.
Dit perspectief kunnen we, naar Hollandse maatstaven, gerust een crisis noemen. Die crisis is het gevolg van een driedubbele tweedeling in Nederland. Langs de klassieke lijnen uit de 20e eeuw is er een scheiding tussen links en rechts. Als we de VVD bij rechts indelen en de PvdA bij links – en CDA plus ChristenUnie en D66 in het centrum positioneren – dan heeft rechts per saldo drie zetels gewonnen en links in totaal zes. In deze berekening heeft het christelijke midden kwantitatief pas op de plaats gemaakt. Maar in de 21e eeuw hebben zich, sinds Pim Fortuyn, nieuwe breuklijnen aangediend: die tussen progressief en conservatief en tussen open kosmopolitisch en gesloten nationaal. De vrijzinnigheid van de jaren negentig, het resultaat van de lonkende nieuwe wereldorde die president Bush sr. na de val van de Muur en het sovjetimperium voorspiegelde, is op sterven na dood. De convergentie tussen Oost en West, tussen een autoritair staatsbestuur en een democratische consensusoverheid, is nu ook in Nederland aangespoeld.
Toegegeven. Progressief en conservatief evenals open en gesloten zijn gecompliceerde begrippen, omdat sociaal-economische oriëntatie en culturele waarden door elkaar lopen, zowel binnen de partijen als tussen de partijen. Toegegeven. Het nieuw links van de SP staat voor een heel andere opvatting over democratie dan het radicaal rechts van Wilders en Verdonk. Maar wie van een beetje goede wil is, kan er niet omheen. De min of meer liberale vernieuwingsgezinde stromingen van PvdA, VVD, GroenLinks en D66 hebben het in dit schema dramatisch afgelegd tegenover de behoudender partijen (CDA, SP, ChristenUnie): min twintig zetels tegen plus negentien. Definiëren we open als pro-Europees, dan is de nederlaag voor de kosmopolitische stroming nog dramatischer. De partijen die in 2005 tevergeefs pleitten (CDA, PvdA, VVD, GroenLinks, D66) voor de Europese grondwet hebben nu 23 zetels verloren, de anti’s zijn er, de kiezers van Verdonk niét meegeteld, 23 zetels op vooruit gegaan.
In tijden van verwarring klinkt altijd de roep om “charismatisch leiderschap”. Charisma is een ander woord voor crisis. En dat charisma is ook nu in Nederland voor handen. Het luistert naar de naam Jan Marijnissen. Het luistert in mindere mate naar de naam Geert Wilders. Maar het luistert in ieder geval niét naar de namen Jan Peter Balkenende, Wouter Bos en Mark Rutte. Alle drie hebben ze er belang bij zich afzijdig te houden. Geen van drieën kunnen ze zich dat veroorloven. Dat is geen dilemma meer, dat is een gifpil die vroeger of later zal moeten worden doorgeslikt.
Balkenende moet nu afstand nemen van het idee dat hij hoe dan ook de nieuwe premier zal worden. Balkenende kan namelijk wel eens een min of meer normale coalitievorming in de weg gaan zitten, als hij zijn positie deo volente als onvermijdelijk gegeven blijft beschouwen. De druk op hem zal toenemen.
Bos op zijn beurt mág nu niet weg. Hij heeft de partij op progressieve leest willen schoeien, is op de knieën gegaan voor de mastodonten van voormalig Nieuw-Links en moderne ideologen die desondanks naar de SP (Marcel van Dam) of het CDA (Jos de Beus en Paul Scheffer) zijn overgestapt, en dient nu voorop te gaan in een gruwelijk ideologisch debat binnen de partij.
En Mark Rutte. Ach, Mark Rutte. Komende dagen wordt bekend hoeveel zetels Rita Verdonk met voorkeursstemmen voor de poorten van de Wilders-hel heeft weggesleept. Het zijn er hoogstwaarschijnlijk meer dan Rutte voor het klassieke liberale erfgoed heeft geworven, en vermoedelijk niet zo’n beetje meer ook. De slag binnen de VVD kan weer beginnen.
In die zin hebben PvdA en VVD parallelle problemen, om niet te zeggen existentiële problemen. Beide partijen zullen bijna coûte que coûte moeten voorkomen dat ze in een nieuwe regeringscoalitie komen te zitten zónder de SP respectievelijk de Partij voor de Vrijheid. Beide weten dat SP en Partij voor de Vrijheid dat om hun moverende redenen niet tegen elke prijs zullen willen, omdat beide het bloed van sociaal-democraten en liberalen ruiken. PvdA mag nooit gaan regeren zónder SP, weten ze binnen die partij. Intussen moet de PvdA zich echter ook nog eens rekenschap geven van het feit dat ze haar verankering in de samenleving aan het kwijtraken is. De intellectuelen, die de PvdA nog altijd rijk is, zijn losgeslagen van hun maatschappelijke basis. Ze zijn geen trendsetters meer, maar trendvolgers. En dat is in een ideologische tijd, als de onze, een ernstige handicap.
Is er dan helemaal geen hoop meer? Nee. Er is wel degelijk hoop. Maar die hoop zal moeten worden geleverd door de SP. Het is Jan Marijnissen die zijn electoraat nu bestuurlijk moet kapitaliseren, die het bewuste risico moet durven nemen dat hem dit straks niet in dank zal worden afgenomen, die boven zichzelf moet uitstijgen. En dat is geen misselijke opdracht. Hoe prettig zou het voor de SP niet zijn als CDA, PvdA en VVD zich in armoede opsluiten in een grote coalitie? Deze oppositionele zetel lonkt. Maar Marijnissen zou zich daardoor niet mogen laten verblinden. Het mag natuurlijk. Doch een gevaarlijkere gok, namelijk aansturen op regeringsverantwoordelijkheid, zou hem sieren. Sterker, hij is het aan het charisma verplicht. Het is bovendien het enig denkbare antwoord op het stiekeme coulissenwerk dat zich nu hoe dan ook aandient, op de Italiaanse toestanden die ons te wachten staan.
Want de komende formatie wordt vermoedelijk een van de meest gesloten kabinetsformaties van de afgelopen decennia. Minder dan ooit sinds 1973 (formatie van het kabinet-Den Uyl) zal het woord zijn aan de partijleiders. Meer dan ooit zullen ongemandateerde politici en bestuurders het heft in handen nemen of krijgen, autoriteiten die allen bovendien een specifieke band hebben met koningin Beatrix. De officiële functionarissen moeten hun knopen tellen.
Let dus op de opkomst van bijvoorbeeld ex-premier en oud-kabinetsformateur Ruud Lubbers (CDA), van vice-voorzitter Herman Tjeenk Willink van de Raad van State (PvdA), oud-premier Wim Kok (PvdA), burgemeester Job Cohen (PvdA), voormalige partijleiders als Hans Wiegel en Jozias van Aartsen (VVD) en van dichter-prediker Huub Oosterhuis (SP). Hun bewegingen zullen de voorbode zijn van een nieuw kabinet of nieuwe verkiezingen.
We zijn terug in de jaren zestig/ zeventig, maar dan wel op Fortuyneske grondslag. Het is de plicht van Marijnissen om die grondslag te ontmantelen, ter wille van die jaren zestig/zeventig.