
De Britse schrijfster Ali Smith is bezig de romankunst opnieuw uit te vinden, in a way. Lente is het derde deel in wat uiteindelijk een seizoenenkwartet moet worden; het laatste deel, Zomer, is voor augustus aangekondigd. De op zichzelf staande romans – Herfst en Winter verschenen respectievelijk in 2016 en 2017 – zou je kunnen beschouwen als een vorm van literair activisme. In een combinatie van verhalend proza, essayistiek en lyriek klaagt Smith de hedendaagse samenleving aan, al klinkt dat nogal looiig voor wat ze doet. Het eigene van Smith is juist de lichtvoetigheid en ook het tijdloze waarmee ze de tijdgeest bevraagt. Ja, in Lente gaat het om verschrikkelijke moderniteiten als fake news, privacy, internet, populisme, immigrantenstromen, actuele politieke schandalen en catastrofes, maar dit alles ingebed in een stuwend, universeel menselijk verhaal met reverences naar het werk van Shakespeare en Dickens.
In Lente maken we kennis met Richard Lease, tv- en filmregisseur, gewoon een wachtende man op het perron van een klein Schots treinstation. Allengs blijkt Richard een man in crisis, hij is in rouw om het overlijden van zielsverwante Paddy, zijn scenarioschrijfster en liefste beste vriendin. Gaat hij straks voor de trein springen? Dat wordt alras de prangende vraag.
Het is een sterke verhaallijn die Smith inzet met deze rouwende figuur, ware het niet dat ze de lezer bijna lijkt te plagen door hem níet een of ander psychologisch humanistisch drama voor te gaan zetten. Alsof ze het ons wil inprenten: we zijn hier niet Julian Barnes of zo aan het lezen. Niets ten nadele van Barnes, maar bij Smith vergeleken gaat hij op pantoffels door het leven. Tegelijkertijd is het een roman lang de vraag of de schrijfster het zichzelf niet net te gemakkelijk maakt, met een compositie waarin veel buitenissigheid is toegestaan.
De roman opent met twee fremdkörper, stukken monoloog van een paar bladzijden, die een bekend register hebben maar die binnen deze context een eigenaardig effect hebben. Dit procedé herhaalt ze halverwege de roman. Het zijn teksten die zo van het internet zouden kunnen zijn geplukt: exempelen van sociale-media-verongelijktheid en uiterst rechtse verwensingen aan het adres van ‘nieuwkomers’. Binnen de nette contouren van een roman komen de teksten des te ontwrichtender over; god, ga je van de weeromstuit denken, wat wordt er toch voor een bagger over ons uitgestort, uur na uur. Kunnen we ooit nog van deze ruis verlost raken?
Met de introductie van het tweede belangrijke personage vallen de puzzelstukken op hun plaats. Er waart een soort reddende engel rond in de gedaante van een veertienjarig meisje. Zij incorporeert alles wat er mis is met onze samenleving anno nu, in de zin dat ze van ver komt en haar familie is verloren, en tegelijkertijd in staat is om ons te verlossen. De internetbagger noteert zij in haar schriftje, alsof het zomaar kleine, onschadelijke verhaaltjes zijn. Het lukt haar niet alleen om Richard te helpen, maar ook om asielzoekerscentra binnen te dringen, het sanitair eindelijk eens goed schoon te laten maken. Een van de beveiligers, Brittany Hall, neemt ze mee op reddingsactie richting Schotland, alwaar blijkt dat haar goede werken deel uitmaken van een grootscheepse ondergrondse actiegroep.
Smith weet wat ze doet, al is deel daarvan een beheerste mate van onbegrijpelijkheid toelaten. Ben ik de meest welwillende lezer, dan zou ik zeggen dat ze de lezer kneedt richting ontvankelijkheid voor het sprookje. Het genre dat erop is gemaakt om na onnoemelijke horror het uitzicht te bieden op gelukkiger tijden. Tegen de achtergrond van de actuele onmenselijke realiteit geeft Smith ruim baan aan personages die uitblinken door een vorm van innerlijke goedheid. Wier hoogste ideaal het is om hun best te doen iets te veranderen en daarbij het goede humeur te bewaren.
Hoe niet te bezwijken voor deze romankunst? Door een héél klein beetje verveeld te raken. De onderdelen van Lente zijn op zich sterk. De vriendschap van Richard en Paddy bijvoorbeeld, die iets delen dat ‘groter is dan seks’. ‘Wat is er gebeurd met alle goede mensen in dit land?’ vraagt zij hem. ‘Compassiemoeheid’, antwoordt Richard. Zij: ‘Rot op met je compassiemoeheid. Dat zijn mensen die rondlopen met dode zielen.’
Ali Smith heeft een krachtige verteltoon, die door haar vertalers Karina van Santen en Martine Vosmaer sterk wordt aangevoeld. Er staan fantastische oneliners in het boek, over het verschil tussen liegen en verhalen vertellen bijvoorbeeld. En dit: onder de acuut verwoorde verontwaardiging over het lot van mensen die denken ‘hier’ een beter bestaan te vinden, is het onmenselijk om koud te blijven. ‘Is migreren naar een ander land omdat je hulp nodig hebt een misdaad?’ Het is een van haar ‘goeie’ personages die deze retorische vraag stelt. Het is jammer dat het meer pesterige personage, Paddy – ‘Wij willen hier niet van die psychopompositeit’ – voortijdig komt te overlijden. ‘Maar ze was oud, ze was ziek, het was tijd voor haar om te gaan, ze had geen echte kwaliteit van leven meer’, reproduceert Smith feilloos de clichés van onze tijd. Met name in dit soort passages herken je de meester.