Ik was al een hele poos geen schrijver meer geweest, dat wil zeggen: ik zat in stilte, en heel traag, te werken aan een boek en verder had niemand mij nodig. Niemand hoefde van mij te horen hoe het stond met de wereld of mijn generatie of het nieuwe feminisme, niemand wilde dat ik meedeed aan spelprogramma’s of praatprogramma’s en niemand belde om een afspraak te maken, me iets te verkopen, me te overreden een workshop te geven, een stuk te schrijven, een lied te zingen.
Dat is niet helemaal waar: er belde wél iemand, maar ik was aan het schrijven en had geen zin om de telefoon op te nemen. De volgende dag stond er in de krant een artikel met daarin opgenomen de zin ‘Niña Weijers deed er het zwijgen toe’. Een formulering die me beviel, waardoor ik me zelfs gevleid en belangrijk voelde, en waarvoor ik bovendien geen enkele moeite had hoeven doen.
Ik nam nog een slok van mijn eerste koffie. In de boom achtervolgden twee eekhoorns elkaar voor mijn vermaak. Rond mijn voeten scharrelde een stel kippen, iets verderop bevond zich de moestuin, die obsceen lag te floreren – ranken vol sappige tuinbonen, meterslange rabarberscheuten, pompoenen zo groot als kinderen. De eigenaresse kwam met een lading vol gigantische komkommers de tuin uit gelopen. ‘Komkommertijd’, riep ze.
De kwestie waarover ik er het zwijgen toe deed, was het vertrek van mijn uitgeefster Mizzi van der Pluijm bij mijn uitgeverij Atlas Contact. Het was een roerige week geweest, met gebeurtenissen die elkaar in rap tempo opvolgden en tegenspraken. Het vertrek van mijn uitgeefster, na een periode van dertig jaar waarin haar naam langzamerhand een synoniem was geworden van de uitgeverij zelf, was abrupt en alarmerend. De plannen van het uitgeefconcern VBK waaronder Atlas Contact valt, waren, in haar visie, zodanig dat ze de onafhankelijkheid van de uitgeverij in gevaar zouden brengen.
Aandeelhouders, de taart en de verdeling ervan, snelle jongens met vluchtige bedrijfjes, open en gesloten beurzen – het is het soort gedoe waar je als schrijver (en lezer) eigenlijk verre van wil blijven. Een schrijver krijgt zo’n tien tot vijftien procent per verkocht boek, de rest van het geld wordt verdeeld onder andere partijen die het boek en de verkoop ervan mogelijk maken – de drukker, de boekhandel, de uitgeverij zelf, om er een paar te noemen. Een schrijver betaalt dus om ruimte in haar kop te hebben om te schrijven, en het gedoe aan anderen over te laten. En een lezer betaalt gewoon voor een boek.
Dit is althans de luie interpretatie van de feiten. Want schrijvers denken veelal over meer na dan alleen de plotwendingen in hun nieuwste roman. De plek waar ze hun werk onderbrengen, weerspiegelt op een zekere manier hoe ze zelf over hun werk denken.
Sommige uitgeefhuizen zijn erg goed in het cultiveren van de ego’s van hun schrijvers, andere blinken uit in de zakken geld die ze in het vooruitzicht stellen, weer andere moeten het vooral hebben van hun rijke geschiedenis – of juist een air van jong en vernieuwend. Boven alles gaat het om de wisselwerking tussen mensen, de persoonlijke banden tussen schrijvers en hun redacteuren en uitgevers, het aanvoelen van elkaars stijl, kortom: affiniteit.
Schrijvers zijn geen werknemers, maar zelfstandigen. Zelfstandigen die hun eigen werk erg belangrijk vinden, en het voortbestaan van de soort noodzakelijk achten. Het is niet raar dat die hun boeken het liefst onderbrengen bij een uitgever die autonoom is en niet wordt geregeerd door mannen met geld die het boekenvak zelf als een bijzaak beschouwen. Het is ook niet zo gek dat die schrijvers een idee hebben over de besteding van de pakweg 88 procent per boek die niet in hun eigen portemonnee terechtkomt. Dat ze het belangrijk vinden dat er boeken verschijnen die geen bestsellers zijn, en dat die mogelijk gemaakt worden door de bestsellers, bijvoorbeeld. En misschien is het, uiteindelijk, ook niet zo vervelend voor de lezer als die uit méér te kiezen heeft dan alleen de top-tien, of de getipte boeken bij DWDD.
Dat schrijvers niet onverschillig zijn over het lot van hun uitgeverij, en het aangekondigde vertrek van een geliefde uitgeefster, lijkt me de minimale omvang van betrokkenheid. Protest wordt al gauw lachwekkend gevonden, een beetje kneuterig en vooral beschamend oprecht. Kijk die schrijvers nu eens boos zijn! Kan zijn, maar ondertussen is het aan zulk protest te danken dat mijn uitgeverij in de toekomst mogelijk helemaal onafhankelijk is, inclusief geliefde uitgeefster aan het roer. Ik hoop het van harte, en ondertussen schrijf ik traag verder, kijkend naar de snelgroeiende gewassen, niet wetend of tussen die twee een poëtisch verband te vinden is of alleen maar cliché.