Freud, regie Ivo van Hove © Jan Versweyveld

‘Overdracht! Wat een woord!’ roept de echtgenote van Sigmund Freud als hij probeert uit te leggen wat hij zojuist ontdekt heeft bij een patiënte. Het publiek lacht om deze markering van een typisch freudiaans begrip, dat verheldering heeft geboden in de psychologie, maar dat alleen maar verwarring schept bij een leek als Martha Freud die zich bovendien genegeerd voelt door haar in zijn werk verdwijnende geliefde. ‘Is mijn liefde voor jou soms ook overdracht?’

In de voorstelling Freud staan alle verhoudingen continu op scherp. De coproductie van het Internationaal Theater Amsterdam met het Vlaamse Toneelhuis zet de beginjaren van de invloedrijkste figuur uit de westerse psychiatrie neer als een woest gevecht van de jonge Freud met zijn leermeesters, zijn falende theorieën, zijn patiënten en zijn eigen onderbewuste. Gespeeld door Stef Aerts is Freud een Sturm-und-Drang-jongeling: beurtelings vertwijfeld, wanhopig en strijdlustig.

Dat geldt ook voor zijn opgewonden leermeesters en collega’s. Ingekeerd gepeins of wijdlopig expliceren is er niet bij in Ivo van Hove’s ingedikte bewerking van het oorspronkelijk zeven uur durende, vergeten filmscenario van Jean-Paul Sartre. De architecten uit Van Hove’s Fountainhead zijn beschouwender dan de geestwetenschappers in deze voortrazende vertelling. De energiek door elkaar gemonteerde spelscènes, die zich grotendeels afspelen in één majestueuze ruimte waar soepeltjes in tijd en plaats wordt versprongen, geven de voorstelling een verfrissende vaart. Het zorgt ook voor vreemd kolderieke taferelen: als een gefrustreerde, want teruggefloten Freud kwaaiig afstandelijk een ‘hysterische’ patiënte in vredesnaam maar weer genitaal masseert, of als hij net boven op een liggende patiënte zit als zijn echtgenote zijn muurloze werkkamer binnenkomt voor een kopje thee. Mooi aan de vertelsnelheid is hoe de voorstelling in de uitbeelding van de patiënten de historische ontwikkeling schetst van hun emancipatie: van fysiek getormenteerde objecten veranderen zij mede dankzij de inzichten van Freud gaandeweg in individuen die – net als hij – lijden onder gebeurtenissen uit hun verleden. Indrukwekkend zijn Hélène Devos als Cäcilie Körtner en Chris Nietvelt als haar moeder in de scène waarbij Freud de pijnlijke redenen van hun onderlinge haat naar boven brengt. Een neergelaten zwarte werkkamer, waarin Cäcilies terugkerende nachtmerrie adembenemend mooi vorm krijgt, geeft dit tafereel intimiteit.

Sommige scènes zijn te schetsmatig om te beklijven; de ouders van Freud verschijnen steeds te kort om mee te voelen wat zijn worsteling met hen is. En de voorstelling is zo op het kortdurende conflict geschreven en geregisseerd dat de kijker verlangt naar rustpunten waarin óf de taal óf het beeld de ruimte krijgen. Van Hove’s samenwerking met FC Bergman, nu werkend vanuit het Toneelhuis, toont weliswaar dat de jonge Vlaamse spelers weg weten met Van Hove’s acteerstijl, maar levert geen vernieuwende optelsom op met de beeldende stijl van het collectief.

Wel belangwekkend is het verhaal, dat de voorstelling helder en onderhoudend vertelt. De ontdekking van het onderbewuste, dat tegenwoordig weliswaar niet meer als allesbepalend wordt gezien, maar waarvoor een vooruitstrevende wetenschapper ooit zijn status, zijn vriendschappen én zijn huwelijk op het spel zette. En waar hij niet mee verder kon voordat hij bij zichzelf naar binnen durfde te kijken.

Freud, t/m 11 oktober bij ITA, daarna t/m 30 november op tournee