Nederlandse militairen gaan binnenkort naar Mali. Op een echte missie. Ze gaan er niet naartoe om te oefenen, maar worden de oren en ogen van een VN-stabilisatiemissie in het gevaarlijke noorden van het Afrikaanse land. Onwillekeurig dringt zich dan de vraag op: wat zullen deze keer de binnenlandse politieke gevolgen zijn van een militaire missie? Nederlandse politieke steun voor en militaire bijdragen aan internationale missies om gewapende conflicten in het buitenland te bestrijden hebben de laatste decennia voor de binnenlandse politiek immers regelmatig grote gevolgen gehad.
Zo bood het kabinet-Kok II elf jaar geleden zijn ontslag aan omdat het zich na een rapport van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (Niod) medeverantwoordelijk voelde voor het bloedbad in de enclave bij Srebrenica zeven jaar eerder; een Nederlands VN-bataljon was verantwoordelijk geweest voor de bescherming ervan. In 2009 oordeelde de commissie-Davids hard over de politieke steun die het kabinet-Balkenende II zes jaar daarvoor had gegeven aan de Amerikaanse inval in Irak. Het leidde tot forse spanningen in het kabinet-Balkenende IV tussen coalitiepartners cda en pvda.
Een jaar later viel Balkenende IV na intern geruzie over het verlengen van de militaire missie in de Afghaanse provincie Uruzgan; het cda wilde blijven, de pvda niet. Het kabinet-Rutte I dat aantrad na de verkiezingen die volgden, besloot toen tot een politiemissie naar een andere Afghaanse provincie, Kunduz. De steun die het minderheidskabinet daarvoor kreeg van GroenLinks kwam die partij electoraal echter duur te staan.
Dat deze militaire missies in het buitenland in het binnenland voor politieke reuring zorgden, heeft oorzaken die ruwweg in twee groepen zijn in te delen. De ene noem ik gemakshalve militair-technisch. Zo ging het in Srebrenica mede fout doordat er volgens het Niod geen helder mandaat was voor de militairen, duidelijkheid over luchtsteun van derde landen ontbrak en ook de vertrekstrategie voor de militairen onduidelijk was. De politiek was daar verantwoordelijk voor, maar het was geen onderlinge politieke onenigheid die de achterliggende oorzaak van de reuring was. Dat was het wel bij de andere binnenlandse problemen rond militaire missies. De kabinetscrisis bij de verlenging van de missie in Uruzgan is daar het sprekendste voorbeeld van. Twee coalitiepartners waren het totaal met elkaar oneens.
Ook nu kleven er militair-technisch nog gevaren aan de voorgenomen missie naar Mali. Zo is het nog maar de vraag of de totale VN-missie waar de Nederlanders een bijdrage aan willen leveren wel op de gewenste sterkte aan manschappen komt. Wat als dat niet zo is? Wat betekent dat voor de veiligheid van de Nederlandse militairen? Als de Nederlandse ministers nu beloven dat die sterkte in orde komt, maar in de praktijk blijkt dat de VN die belofte niet waar kunnen maken, dan weet je nu al dat er politiek gedonder komt als er iets gruwelijk fout gaat in Mali. Dat politiek gedonder is dan overigens geheel terecht.
Gevaar voor openlijke politieke reuring straks ligt ook in de redenen waarom Nederland nu naar Mali wil. Formeel heet het dat het bij deze missie voor een belangrijk deel om de Nederlandse veiligheid gaat: Afrika is dichtbij en terroristen daar zijn zo hier en vormen daarom een gevaar. Maar dat argument is vertroebeld door andere zaken. Die kunnen op een later tijdstip hard in het gezicht van de politiek terugslaan, omdat ze het maatschappelijk draagvlak voor de missie ondermijnen en daarmee politieke partijen kunnen verzwakken. En verzwakte politieke partijen maken soms rare sprongen.
Een van de zaken die het officiële argument vertroebelen, is dat de voormalig minister van Ontwikkelingssamenwerking, pvda’er Bert Koenders, nu de VN in Mali vertegenwoordigt. De vraag is welke rol dat heeft gespeeld bij de afweging van het kabinet. Koenders’ partijgenoot, minister van Buitenlandse Zaken Frans Timmermans, ontkent dat dit meespeelt. Maar stel dat Nederland niet meedoet, terwijl Koenders daar zit? Wat voor beeld had dat gegeven?
Daarnaast probeert Nederland op dit moment een tijdelijke zetel in de VN-Veiligheidsraad te bemachtigen. Dient deze Mali-missie als smeerolie? Ook is het zo dat het ministerie van Defensie zich na alle bezuinigingen graag wil manifesteren. Een nieuwe missie helpt daarbij. Helemaal cynisch zou het vervolgens zijn als coalitiegenoot vvd de pvda deze missie gunt in ruil voor het instemmen met de aanschaf van het gevechtsvliegtuig jsf.
Daarmee komen de politieke meningsverschillen tussen de twee coalitiepartners in beeld. Begin dit jaar gaf de vvd als reden om toen niet mee te doen aan een veel minder gevaarlijke trainingsmissie in Mali dat de krijgsmacht het al druk genoeg had. Tot ergernis van de liberalen zoemt in Den Haag nu rond dat de vvd huiverig staat tegenover inmenging in Afrika. Dat draait echter om iets anders. Menig pvda-hart gaat bij Afrika juist harder kloppen, vooral de harten van de ontwikkelingssamenwerkers onder de sociaal-democraten. Dat de vvd op haar beurt niet gecharmeerd is van ontwikkelingssamenwerking via de overheid is geen geheim.
Dit verschil van inzicht tussen de coalitiepartners kan bijdragen aan verdere onduidelijkheid over het doel van de missie en een bron van toekomstige politieke ellende zijn. Timmermans vindt deze missie immers pas geslaagd, zo zei hij bij de bekendmaking, als niet alleen de terroristen zijn verdreven, maar bijvoorbeeld ook sprake is van een stevig en fatsoenlijk bestuur in Mali en als de bevolking het beter krijgt. Zou de vvd het daar van harte mee eens zijn? Dat zijn doelen die jaren inspanning kosten, als ze al worden gehaald. Recente ervaringen, onder meer van de Nederlanders in Uruzgan, leren immers hoe moeizaam dat gaat. Kortom, potentiële conflictstof genoeg voor de binnenlandse politiek.