
Vorige week kwam kort een werk van Donald Judd ter sprake: een vierkante multiplex doos van 100 x 100 en 50 centimeter diep. De voorkant is open. Binnenin is de achterwand bedekt met donkerrood doorzichtig perspex. Vervolgens is de ruimte op een glasheldere manier onderverdeeld: verticaal precies door het midden en dan de rechterhelft horizontaal door het midden. Ik noemde die perfecte harmonie van maten het abc van minimal art. De doos is een halve kubus. De laatste horizontale deling van de rechterhelft levert dan weer twee kubussen op, 50 x 50 x 50. Maar deze constructie is niet op strenge of slimme geometrie gebaseerd – dat zie je ook in wat ik de discrete lyriek van het werk wil noemen. Dat beheerste verloop van maten heeft een ontspannen evenwicht dat zich niet opdringt. Het werk, een kijkkast eigenlijk van verhoudingen, ziet er natuurlijk uit en wonderlijk onaantastbaar. U merkt dat ik naar woorden zoek, omdat ik wil uitdrukken hoe gewoon mooi ik deze doos vind. Wat je hier ziet spreekt geheel en al voor zichzelf. Meetkundig heeft het ding geen geheimen. De maatverhoudingen zijn te simpel voor woorden. En dan is er ook nog de kleur van de kijkdoos, of liever in die ruimte.

In dit type werken, met een schaduwrijke binnenruimte, maakte Judd graag gebruik van perspex, een modern materiaal dat in allerlei kleuren in de handel is. Het is strikt artificieel. Dat kun je ook aan de kleuren zien, die er onmiskenbaar abstract uitzien. Dat beviel hem: ik herinner me dat er op grote tafels in zijn werkplaats in Texas her en der stapeltjes lagen van allerlei stalen van perspex, op kleur gerangschikt. Van dat perspex bestaan ook doorzichtige soorten waarin, is mijn indruk, de kleur enigszins getemperd werkt – matter dan bijvoorbeeld bij gekleurd glas waarin het licht meer straalt. Licht en kleur zijn daar, als in een lampion, in een fluwelen evenwicht. In dit werk van Judd, waarvan de vormgeving scherp maar ook beheerst is (dat is de typische toonaard ervan), past in de achtergrond dat gedempt glanzende, donkerrood heel goed – en ook en vooral het donkere licht dat de kleur teweegbrengt. In de heldere gelede binnenruimte zien we een schemerachtig chiaroscuro hangen. Soms ook zie ik het werk als een donkere, hoekige bloem.
Na deze atmosferische aanloop kom ik bij een vroeg werk van Hanne Darboven uit 1968: Konstruktion 21 x 21. Ze kwam uit Hamburg en verbleef van 1966 tot 1968 in New York – en daar werd ze bekeerd. Ik herinner er nog eens aan dat de conceptuele kunst (waarin zij zich ging bewegen) gegroeid is uit minimal art. De schakel was Sol Lewitt. Die placht bij tijd en wijle ansichtkaarten met een verrassende tekening te versturen: een vierkant met een kruis door het midden in vier kleine vierkanten verdeeld. Vervolgens werden die vol gezet met verticale en horizontale lijnen en tweemaal diagonale lijnen in twee richtingen. Het was de heldere, onweerstaanbare eenvoud in dit soort laconieke vormgeving die Hanne Darboven, in de nieuwe wereld op zoek naar het nieuwe, overrompelde. Maar uit haar versie van zoiets, deze Konstruktion, zien we dat die prachtige tongue-in-cheek laconiekheid haar eigenlijk toch te ver ging. Wat bleek was dat de Europese kunst veel meer dan de Amerikaanse een historisch-culturele traditie met zich meesleepte. Daarom konden Amerikanen altijd radicaler zijn. De schilder Robert Ryman, bijvoorbeeld, geboren in Tennessee, kon onbekommerd zijn befaamde witte schilderijen maken, maar toen Gerhard Richter doende was met monochroom grijs moest hij, naar eigen zeggen, rekening houden met het grijs van gotische kathedralen, het zilvergrijs van Velázquez, of het mistige grijs van de Romantiek. Daarom maakte Hanne Darboven haar constructie met cijfers in een raster ingewikkelder dan nodig was. Kunst kon immers niet te simpel zijn.

Het eerste blad (van de vijf) toont ons zestien vierkante schema’s (35 vakjes) die ons laten zien hoe de cijfers 1, 3, 5 en 7 gegroepeerd zouden kunnen worden. Zulke groeperingen, de volgorde van de cijfers, zien we in de andere bladen. De cijfers worden met de hand ingevuld in een raster van 21 hokjes verticaal en 21 hokjes horizontaal – een vierkant van 462 vierkantjes. De cijfers in de ordening, regel voor regel, komen in getal steeds zoveel keren na elkaar voor als het cijfer aangeeft: 333, 55555 enzovoort. En ja, dat is eigenlijk alles. Maar als je aandachtig naar die bladen kijkt, raak je verloren in die Duitse mistigheid van cijfers – misschien zoals in het schilderij van Caspar David Friedrich de monnik op het nachtelijke strand die boven de donkere zee iets zoekt te ontwaren.
Beeld: (1 en 2) Hanne Darboven, Konstruktion21x21, 1968. Inkt op papier, 61x43 cm. (3) Donald Judd, Untitled, 1987. Multiplex enperspex, 100x100x50 cm (beide Peter Cox/Van Abbemuseum).