Steeds als het Haagse Nationale Toneel op zoek is naar een flitsende seizoensopening bellen ze even met Sir Alan Ayckbourn (1939) of die nog iets op de plank heeft liggen. En jawel, dat had de oude vos: Private Fears in Public Places heet het stuk. Het laat zich lezen als een zwarte komedie, telt 54 scènes en zes rollen. Het is door Ger Apeldoorn en Harm Edens effectief vertaald onder de titel Pleinvrees. Ivar van Urk heeft het geregisseerd. Het toneelstuk is geconcipieerd volgens de beproefde methodiek van de dramaturgie van het prikbord in de werkkamer van de toneelschrijver: links op het bord onder elkaar zes systeemkaartjes voor de zes personages (inclusief een minibiografie per personage en kansberekeningen van relaties met één of meer van de overige personages), bovenin naast elkaar ruimte voor scène 1 tot en met 54. Resultaat: 324 vakjes met scenische schaakmogelijkheden. Helemaal bovenin – naast de titel – de centrale opdracht van de auteur aan zichzelf, zeg maar: het thema, in dit geval, volgens Ayckbourn: ‘Dat onze levens meer met elkaar verweven zijn dan we beseffen.’ Dat is een deftige manier om de doelstelling van een soap samen te vatten. Als de schrijver iets te veel plezier krijgt in deze manier van scenisch scrabbelen, en hij is bovendien een beetje lui of gewoon moe, dan ligt de dreiging op de loer van gemakzucht en voorspelbare plotlijntjes. Bij soap valt dat niet op, daar heet alles wat voorspelbaar is al snel ‘herkenbaar’. Op het toneel kan het dodelijk uitpakken, want daar heet het gewoon ‘verveling’. En tweeënhalf uur verveling maakt dat een toneelvoorstelling heel erg lang gaat duren.
Het prikbord van de schrijver ligt als het ware op de toneelvloer; de toneelspelers moeten de puzzel invullen, waarbij ze weinig steun hebben aan de tekst. En dan komen de vondsten, van de regisseur of – wanneer die uitsluitend als verkeersregelaar optreedt – van de toneelspelers. Van die vondsten barst Pleinvrees bijkans uit haar voegen. De relatie tussen de nuffig-introverte Nicole (Pauline Greidanus) en de na ontslag uit militaire dienst beroepsalcoholist geworden Dan (Jeroen Spitzenberger) wordt bijvoorbeeld gekenmerkt door het feit dat Nicole vrij consequent te hard praat tegen het gemompel van haar vriendje in, die op zijn beurt tegen anderen de breedsprakige bohémien gaat uithangen, wat alles bij elkaar grappig werkt. Als in het script staat dat de thuishulp-voor-een-week Charlotte (Rian Gerritsen) telkens schrikt bij het binnenkomen van haar opdrachtgever, de homoseksuele ober Marinus (Stefan de Walle), dan maken beiden daarvan een wederkerend slapsticknummer dat iedere keer hilarisch goed is.
Pijnlijk is wel dat je almaar blijft zien dat de toneelspelersbrille in vette lagen over het uitgewoonde canvas van de tekst is uitgesmeerd. Volgens mij hou je dat als toneelspeler tot hooguit een week na de première vol, daarna wordt het routine, en ook dan is toneel een dodelijk vak, want routine ruik je als de pislucht van de doelman tijdens de penalty. Er staat ontzettend veel toneelspelerstalent op de speelvloer. Waarom dat wordt vermorst aan dit zompige moerasgastoneel weet ik niet. Het zal de onnaspeurbaarheid van de marktwerking zijn, leidend tot ‘toegankelijk toneel voor een breed publiek’. Mijn zegen hebben ze. Als ze daar in Den Haag maar wel blijven onthouden dat toneelsubsidies zijn uitgevonden voor riskante toneelondernemingen, niet voor contactgestoorde bagger.
Pleinvrees door Het Nationale Toneel, t/m 2 november in Den Haag en Amsterdam. www.nationaletoneel.nl