Je moet ervan uitgaan dat ook de kunstenaar elk klein detail zorgvuldig overweegt

Het lichte blad karton was met punaises op een schuine tekentafel geprikt om stil te blijven liggen bij het schilderen. De beweging van Arnulf Rainers hand (met een zachte, brede kwast) ging van boven naar beneden en, zoals dat gaat, met een lichte buiging van rechts naar links. In de linker bovenhoek is een hoekje wit overgebleven. De contour van zwart laat daar die buiging zien van zwart tegen wit en ook de beheerste spanning erin. Het zwart is acryl, zo vloeibaar bijna als inkt. Je kunt zien dat de kunstenaar van linksboven en dan langs de hele linkerzijde van het blad een brede baan zwart heeft getrokken die in heel zijn verloop zorgvuldig strak onder controle is gehouden. Er zijn meerdere lagen dun zwart over elkaar neergezet, ook half overlappend naast elkaar. Het lijkt alsof elke volgende laag er strakker uitziet dan de eerdere. Die strakheid in één matte kleur, en ongestoord door picturale incidenten, is de ambitie in deze formulering. Omdat de natte verf makkelijk door het zachte karton geabsorbeerd werd, is het oppervlak van de zwarte vorm zo vlak. Gewichtloos lijkt het, of zoals stil water licht beeft als er een vleug wind overheen strijkt.

De andere gebogen zwart-witte contour gaat van rechtsboven in één gespannen kromming naar beneden. Bij het neerzetten van die buiging is er eerst nog wat gevlekt. Maar de spanning is er niet minder door, integendeel. Nu zie ik dat het witte segment in het beeld bepalend is, als heldere achtergrond – en ik zie ook dat die vorm een grotere versie is, maar dan omgekeerd, van het kleine stukje wit linksboven. Tussen die twee, en tussen die twee net anders buigende contouren, vloeit de zwarte vorm die zich als een rivier door een vernauwing wringt. Dan stolt ze. De verstrakking die zo in het zwart ontstaat is het eigenlijke motief in dit intense werk. We zien ook de concentratie en beheersing in het maken.

Maar wat nou, dat gezeur over strakke contouren? Dat is van belang als je nauwkeurig naar een schilderij wilt kijken om het beter (completer) te zien. Je moet ervan uitgaan dat ook de kunstenaar elk klein detail zorgvuldig overweegt. In kunst wordt niets vlot gemaakt. Mondriaans Compositie is een rechthoekig arrangement van witte vlakken met rechte, zwarte scheidslijnen ertussen – of zijn het die zwarte lijnen die witte rechthoeken openlaten? Twee volgorden van kijken zijn er dus, minstens. In ieder geval is het schilderij geformuleerd met rechte wit-zwarte contouren. Daarmee begint het werk, en wat mij opvalt (en bezighoudt) is dat de compositie van Mondriaan, in de bedachtzaamheid van de opbouw, zoveel ontspannener is dan het intense, obsessieve werk van Rainer.

Dat is een fundamenteel verschil in hun artistieke karakter. Omdat Mondriaan van nature een schilder van landschappen is, ziet hij vormen in de openheid van ruimte. In Compositie raken daarom zwart en wit zo discreet aan elkaar dat ze eerder vloeiende overgangen zijn tussen vormen en geen definitieve begrenzing – zoals je ook van wolken in de lucht de contour niet kunt vaststellen omdat die zo diffuus is. In die landschappelijke perceptie van ruimte zijn er geen harde begrenzingen. In principe is de ruimte er grenzeloos en onpeilbaar waar de transparante mise-en-scène van de figuren in lijkt te zweven. In de gouache van Rainer ziet de zwarte vorm, juist door die verstrakking van de gebogen contour, er gespannen en gedrongen uit. Ze verschijnt als een intens silhouet, als het ware in de begrensde ruimte van een poppenkast. Het wit is daarom geen ruimte maar eerder achtergrond. Terwijl ik Mondriaan als een ontspannen, geduldige schilder zie, stel ik me Rainer voor terwijl hij intens en nerveus blijft kijken naar het penseel dat, strak in de hand, over het karton kruipt. Hij is een schilder van bij uitstek de compacte vorm, die overigens goed wist welke doorslaggevende betekenis de abstractie van Mondriaan heeft in de kunst. Hij had een expositie van dat werk gezien in de jaren vijftig. Later vroeg iemand hem ernaar. En, Rainer, heeft u Mondriaan begrepen? Hij zei toen: hoezo begrepen? Gegrepen was ik.

PS. Rainer over Mondriaan heb ik gevonden in een tekst van Franz Dahlem, Der grosse Bogen,in de catalogus van de Rainer-tentoonstelling in de Kunsthalle Bern, 1977