Is het mogelijk voor politieke bestuurders om de migratie naar Europa onder controle te krijgen? Dat is de hamvraag, in de nationale én in de Europese politiek. Een zeer complexe hamvraag. Te meer omdat degenen die de vraag met ja beantwoorden van mening verschillen over de manier waarop dat dan zou moeten en welke mate van migratie draaglijk is voor de samenleving. Ondertussen willen veel Europeanen vooral dat wat zij ervaren als migratiestromen dan toch tenminste door hun bestuurders in goede banen wordt geleid. Dat de komst van niet-westerse migranten nu niet beheersbaar is, is een belangrijke bron van negatieve emoties.
Het geluid dat migratie vanuit Afrika niet te stoppen is maar een gegeven wordt luider. Daar zorgen de cijfers over de bevolkingsgroei in Afrikaanse landen versus de vergrijzing in Europa wel voor. Defaitisten, zoals critici hen noemen, zeggen: wen er maar aan. Kan zijn, maar zelfs dan zullen politieke bestuurders moeten reageren op de problemen die ontstaan in de samenleving. Huisvesting, werk, sociale samenhang, verzorgingsstaat, dat komt onder druk te staan.
Dat ‘wen er maar aan’ is niet helemaal uit de lucht gegrepen. Het idee, zo u wilt de belofte, van politici – ook van het Nederlandse kabinet – dat ontwikkelingshulp migratie kan stoppen omdat armoede als reden om te migreren zou verdwijnen, wordt steeds openlijker ter discussie gesteld. Zo schrijft hoogleraar migratiegeschiedenis Leo Lucassen in een vorige week verschenen rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid dat meer ontwikkeling in Afrikaanse landen juist leidt tot meer migratie. Een geschoold iemand uit Afrika kan hier immers meer verdienen dan in zijn land van herkomst.
In datzelfde wrr-rapport komt collega-hoogleraar Europese studies, Paul Scheffer, met vier scenario’s voor bevolkingsgroei en -samenstelling: aan het ene uiterste droogt de migratiestroom op tot nul en aan het andere uiterste is er een migratiestroom met een saldo van ongeveer vijftigduizend per jaar, het aantal dat gemiddeld ook de laatste jaren Nederland binnenkwam. In het eerste scenario is de Nederlandse bevolking in 2060 gekrompen, in het tweede juist gegroeid met een kleine vier miljoen mensen.
Eerst wat meer over die scenario’s. Geen migratie zorgt dus voor krimp. Dat heeft gevolgen voor de sociale voorzieningen. Zo moeten de jongeren dan een steeds grotere groep ouderen verzorgen en maakt het de aowonbetaalbaar. Wie denkt dat dit scenario de diversiteit in de samenleving stopt, zit er bovendien naast; het aandeel niet-westerse migranten zal in 2060 nog altijd dertig procent zijn. Het groeiscenario kan de bevolkingskrimp voorkomen, maar ook dit scenario is niet probleemloos. De samenleving heeft dat de afgelopen jaren ervaren. Migratie gaat van au, ook voor de ontvangende gemeenschap.
De pvv bepleit het krimpscenario. Ik ben benieuwd of pvv-leider Geert Wilders de gevolgen daarvan zelfs maar wil uitleggen aan zijn kiezers. En ik zou dan ook graag horen hoe de pvv de grenzen ‘migrantendicht’ gaat afsluiten. GroenLinks vertegenwoordigt het andere uiteinde in de Nederlandse politiek: zij staat de meest open houding voor. Maar dan doemt het actuele probleem op waaronder de Europese Unie nu zucht en kreunt. Hoe arbeidsmigranten en oorlogsvluchtelingen van elkaar te onderscheiden, en als dat zou lukken, hoe de vluchtelingen toe te laten tot Europa zodat de gevaarlijke overtochten over zee vanuit Noord-Afrika naar Europa stoppen? Van een keuze voor arbeidsmigranten is dan nog niet eens sprake.
GroenLinks wil van asielzoekers die Europa weten te bereiken hier ter plekke onderzoeken of ze ‘echte’ vluchtelingen zijn. Dat leidt tot het verwijt aan GroenLinks dat dit geen einde zal maken aan de bootjes: die blijven dan komen, ook met mensen die niet vluchten voor oorlog en geweld, maar het erop wagen en eenmaal hier ook zullen blijven, desnoods in de illegaliteit. De kritiek op GroenLinks is dat dit niet alleen zal blijven zorgen voor verdrinkingen, het zal ook niet leiden tot de gewenste controle op migratie.
Maar stel dat het onderscheid tussen echte vluchtelingen en andere migranten aan de randen van Europa gaat worden gemaakt, dan zal dat in de praktijk – zoals nu in Turkije – leiden tot jarenlange wachttijden. De dossiers van al die mensen moeten worden onderzocht. In de tussentijd keren die migranten niet terug naar hun land van herkomst. Is dat wat Europa wil? Controle die leidt tot oncontroleerbare toestanden net aan de buitengrenzen?
Mogelijk dat gereguleerde arbeidsmigratie daarvoor een begin van een oplossing is. Maar welke migranten worden dan toegelaten en in welke mate? Hoogleraar Lucassen stelt voor om arbeidsmigranten toe te laten die kunnen werken in sectoren waar hier een tekort aan arbeidskrachten is. Die migranten kunnen zich in zijn voorstel beetje bij beetje inkopen in de verzorgingsstaat, en hebben dus niet meteen dezelfde rechten. Ook moeten ze volgens hem vrij heen en weer kunnen reizen, omdat juist het verbod daarop in het verleden heeft geleid tot het zich hier definitief vestigen van migranten.
Ook een dergelijk arbeidsmigratiesysteem vergt opvangplaatsen aan de randen van Europa. Plaatsen die veilig zijn. In landen waar Europa afspraken mee kan maken. Dat is nu, bij het alleen selecteren van vluchtelingen, al een probleem. En voor welk van de groeiscenario’s van Scheffer kiezen politici dan? En dus voor welke mate van diversiteit in de samenleving en welke daarbij passende maatregelen? Daar zal in de politiek verschillend over worden gedacht. Maar het kan, met vallen en opstaan, een begin zijn van het terugpakken van de controle.