En zo werd de dividendsaga alsnog een debacle. Op hetzelfde moment dat Unilever-bestuursvoorzitter Paul Polman op de Franse Insead Business School de opening verzorgde van een conferentie die Force for Good heette, stak Unilever met een persberichtje de fik in een van de oudste democratieën ter wereld. Ik heb het over het besluit om de voorgenomen verhuizing van het hoofdkantoor naar Rotterdam toch maar niet ter stemming aan de aandeelhouders voor te leggen. Mark Rutte’s kompaan staatssecretaris Menno Snel moest het uit de pers vernemen. Terwijl de premier op verzoek van Polman toch echt al zijn politieke kapitaal had moeten opbranden om de afschaffing van de dividendbelasting in het regeerakkoord te krijgen en Britse aandeelhouders van Unilever te paaien voor de verhuizing te stemmen.
Ook al had het in geen enkel verkiezingsprogramma gestaan, was het tijdens de verkiezingscampagne van 2017 niet ter sprake gekomen, ging het om een krankzinnig hoog bedrag, waren er geen goede argumenten voor, interesseerde het de aandeelhouders geen zier en volgde het op de langste recessie sinds de jaren dertig, waar meer dan de helft van de Nederlanders nog lang niet van was bekomen. Een kattenbelletje van Polman ergens in het voorjaar van 2017 volstond om Rutte aan zijn politieke zelfmoordmissie te laten beginnen.
Dat wil niet zeggen dat er geen geschiedenis is. De laatste maanden hebben journalisten en wetenschappers een enorme berg documenten boven tafel gekregen die een onthutsend beeld schetsen van de staat van de Nederlandse democratie. Bestuursvoorzitters die de deur van ministers en parlementariërs platlopen; ministeries die heuse bidboeken opstellen om Unilever naar Nederland te halen; ambtenaren die het dividendprobleem van de Britse aandeelhouders van Shell oplossen door het bedrijf zijn dividenden via een brievenbusmaatschappij op Jersey te laten uitkeren; en lakeien op de ministeries van EZ en Financiën die de sporen ervan vervolgens met grote potten verf in de opgevraagde documenten weglakken om hun politieke bazen uit de wind te houden. Er is maar één woord voor: corruptie.
Een wonderlijke kongsi van Britse grootaandeelhouders, de verenigde oppositie, ngo’s als Somo en Tax Justice Network, academici als Jan van der Streek en Bas Jacobs, journalisten van Trouw, NRC Handelsblad en RTLZ, heeft er – florerend op een bed van burgerwoede – voorlopig een stokje voor weten te steken. Aandeelhouders omdat ze Unilever door de verhuizing uit de Londense beursindex zouden zien flikkeren en dus gedwongen zouden worden hun aandelen in de uitverkoop te doen. En de rest omdat ze hun buik vol hadden van de gelegenheidsargumenten van de politieke kaste en na zeven magere jaren wel eens de vruchten wilden plukken van de opofferingen die die kaste in de nasleep van de crisis van 2008 van hen heeft gevraagd.
De politieke gevolgen van het debacle zijn groot. Niet alleen is het populistische ongenoegen onder het electoraat verder gevoed. Ook is Rutte aangeschoten wild en moet voor het politieke lot van de derde coalitie die zijn naam draagt worden gevreesd. Het tafereel van een premier die bezweert geen loopjongen van Unilever te zijn, maar die het voorstel om de dividendbelasting af te schaffen schielijk intrekt als Unilever haar deel van de afspraak niet nakomt, is onsmakelijk en een premier onwaardig. Wat volgens de premier goed voor de BV Nederland was, bleek uiteindelijk toch alleen goed voor Unilever. Alles wat straks Rutte’s lippen passeert wordt langs de meetlat van deze leugen gelegd.
Belangrijker is dat nu is aangetoond dat niets zo brutaal is als het grootbedrijf. Of het nu gaat om een Unilever die de premier opzichtig in zijn hemd laat staan, een ING-commissaris die het na een miljardenredding, een toondove loonsverhoging voor Hamers en een witwasboete van honderden miljoenen euro bestaat om politici te verwijten moedwillig zijn bank te beschadigen, om een bestuursvoorzitter van Shell die het lef heeft te eisen dat de belastingbetaler opdraait voor de kosten van de eigen verduurzaming – zelden heeft het grootkapitaal zo schaamteloos zijn minachting voor politiek en burger tentoongespreid. Terwijl de bijdrage van datzelfde grootkapitaal aan de schatkist minimaal en dalend is, de werkgelegenheid in Nederland bij de vijf grootste Nederlandse beursfondsen sinds 1980 met ruim tachtig procent is gedaald en het merendeel van het old boys netwerk fiscaal vluchteling is. Hoezo oranjegevoel? Het wordt tijd dat de politiek een luid en duidelijk f*ck you terug gaat zeggen.