Willem Venema kan het vertellen met een onomwonden, vaak bot, maar altijd amusant gebrek aan diplomatie © Martijn Beekman / HH

Proberen door te breken in de VS als Nederlandse artiest is een kwestie van romantisch verlangen, zo maakt de uitgebreide verzameling pogingen daartoe, opgetekend in het boek Dutch in the USA, helder. Goed, de Golden Earring scoorde er vijf hits en Shocking Blue stond er zelfs op één. Decennia later trok indierockband Bettie Serveert er tijdens 27 tournees vaak volle clubs, en nog recenter boekten Within Temptation en Klangstof er tamelijk indrukwekkende live-successen. Maar vaker overheerst het gevoel dat er meer in had gezeten. Wat de verhalen die Godfried Nevels verzamelde duidelijk maken zijn de vereisten voor Amerikaans succes: goede contacten, geen vliegangst, mazzel, onderscheidende muziek en een inzet die net zo onvoorwaardelijk is als die van Amerikanen zelf. Er zit wel een dode hoek in de achteruitkijkspiegel van Nevels. Er zijn namelijk inmiddels vele Nederlandse popsterren in de VS, alleen heten die niet Fatal Flowers, Powerplay of Time Bandits, en laden ze niet zelf hun gitaren in een busje op weg naar de volgende show, maar heten ze Martin Garrix en Armin van Buuren. En vliegen ze met hun usb-stick in een privé-jet van New York naar LA. Zowel die blinde vlek als dat romantisch verlangen komt uitgebreid terug in de biografie van de man die iedereen kent die in Nederland ook maar íets te maken heeft met de muziekwereld: boeker en promotor Willem Venema. Nooit over het hoofd te zien, want hij praat veel. Over zijn favoriete onderwerp: Willem Venema. En over de onderwerpen waar hij een uitgesproken mening over heeft: alle.

Mocht Yaël Vinckx ooit van plan zijn geweest van haar biografie een psychologisch diepgaand portret van de man te maken, dan heeft ze die voornemens gezien het eindresultaat snel genoeg overboord gezet. Veel praten over jezelf is iets wezenlijk anders dan zelfreflectie. Dat hij de NRC-journaliste tegen het eind van het boek opdraagt eens uit te zoeken waarom hij nu eigenlijk precies ontslagen is bij concertorganisator Mojo is alles zeggend: de lezer van zijn biografie heeft dat ontslag al minstens een pagina of vijftig zien aankomen.

In de Foxtrot-tent op Lowlands programmeert Venema wat hij zelf leuk vindt: een en al gekkigheid

Wat Vinckx met Venema heeft gedaan, is het best mogelijke besluit: de man inzetten als een gids om de ontwikkelingen in de Nederlandse muziekindustrie van de afgelopen veertig jaar duidelijk te maken. Venema was in al die ontwikkelingen een spil, en kan het vertellen met een onomwonden, vaak bot, maar altijd amusant gebrek aan diplomatie. In die zin vormen ze de perfecte combinatie, de schrijver en haar onderwerp: vrijwel iedere geciteerde uitspraak van Venema is een gedroomde oneliner, en Vinckx zelf plaatst alle ontwikkelingen in de muziekindustrie in kordate, krachtige schetsen in het bredere, maatschappelijke kader waar Venema nooit mee bezig lijkt. Ze is kritisch over de witte-heteromannencultuur die heel lang in de top van Mojo heerste, en al slaat ze door (‘Is het racisme?’), ze maakt duidelijk wat daardoor de blinde vlekken zijn geweest: eerst disco, later hiphop en dance.

Vol vaart schetst Vinckx aan de hand van Venema’s loopbaan alle grote veranderingen in de popmuziek. De toenemende eisen van de popartiesten (Venema: ‘Het zijn net raven’), eerst alleen in hun eten en drinken, maar gaandeweg ook financieel. Zeker wanneer de platenindustrie na een enorme opleving door de komst van de cd in 1982 het volgende decennium alsnog een genadeklap krijgt door de uitvinding van het illegaal downloaden, en het geld gaat zitten in live-shows in een circuit dat inmiddels volledig geprofessionaliseerd is, tot en met de voormalige jongerencentra.

Mojo, waar Venema zich over het nieuwe talent ontfermt, wordt overgenomen door de Amerikaanse gigant SFX Entertainment en daarna door Clear Channel. Zo komt Venema te werken bij een multinational. In veel opzichten zijn nachtmerrie en ongetwijfeld een wederzijdse. De tijd van een bedrijf met negen directeuren (een adviesbureau: ‘Zelden zagen de adviseurs zo’n chaos als bij Mojo’) is voorbij. Maar Venema’s favoriete festival blijft een festival bínnen een festival: de Foxtrot-tent op Lowlands, waar hij programmeert wat hij zelf leuk vindt: een en al gekkigheid.

Dat Venema in al zijn horkerigheid toch weet te raken, is precies dit: het feit dat Vinckx hem met dit soort onweerstaanbare eigenwijsheid geloofwaardig neerzet als het archetype van de anarchistische punk-hippie met een ongekend arbeidsethos en een geloof in loyaliteit zonder wie de rock-’n-roll nooit had bestaan en die de muziekwereld ook nódig heeft. Maar die uiteindelijk onvermijdelijk moest sneuvelen toen ‘cowboytje spelen’ was veranderd in een miljoenenbedrijf runnen. ‘Het lijkt hier wel een postkantoor’, roept Venema als er opeens wél wordt genotuleerd en voor declaraties een systeem wordt ingevoerd. Hij concludeert zelf: ‘Je begint heel idealistisch, maar komt er al gauw achter dat je in een zeer kapitalistisch systeem bezig bent waar je je, wil je er zelf niet aan te gronde gaan, wel moet aanpassen.’ Maar dat laatste blijkt een leven en een boek lang nou net niet Willem Venema’s belangrijkste kwaliteit.