Vrolijk fluitend loopt Sergej L. terug naar zijn gammele auto. In de voorruit zit een grote ster. Niet veroorzaakt door een steentje, maar door het hoofd van zijn jonge minnares. In Sint-Petersburg doe je nu eenmaal geen gordel om. Zelfs niet als je in de auto zit bij deze gespierde karateka met gemillimeterde schedel, die met één hand aan het stuur zijn afbraak wagen tot kolossale snelheden voert. Een van zijn favoriete bezigheden is het zig zags gewijze inhalen van medeweggebruikers op Sint-Petersburgs brede boulevards. Ondanks het feit dat ze vol enorme kuilen zitten, beschouwt Sergej ze als een formule-1-parcours. Eén zo'n kuil was genoeg om zijn minnaresje bijkans door de voorruit te lanceren.
Tien minuten eerder kreeg Sergejs goede humeur een flinke knauw. Midden in een illegale omkeermanoeuvre vond hij twee grijnzende Omon-soldaten op zijn weg. Deze speciale troepen van het ministerie van Binnenlandse Zaken zijn berucht om hun losse handen en corrupte inslag. De mannen hadden kalasjnikovs losjes over hun camouflagepakken bungelen en wilden wel even met de chauffeur babbelen in het aftandse kantoortje langs de weg. «Dat gaat me een hoop smeergeld kosten», gromde Sergej tegen zijn buitenlandse passagiers, die gelukkig niet door de gretige Omon-mannen werden opgemerkt.
Nu komt hij terug, vrolijk, en met al zijn roebels nog in zijn zak. «Ik heb geen geld bij me», had hij ze meteen verteld. «Dan zul je zelf je graf moeten delven, broer», had een van de soldaten gezegd en hij was achter hem gaan staan, morrelend aan zijn geweer. Sergej had zijn schouders opgehaald en liet tijdens het afpersingsgesprek wat namen vallen van de «grote jongens» die hij kende. Dat werkte, en gebroederlijk hadden de mannen afscheid van hem genomen. «Wie hier een uniform draagt, probeert doorgaans wat bij te verdienen. Als ik me door hun pakjes en hun wapens laat intimideren, moet ik betalen. Bij mij werkt dat niet. Maar als ik jullie was, zou ik maar proberen bij dit soort lui uit de buurt te blijven.»
Afpersing en corruptie zijn schering en inslag in Rusland. Criminele praktijken hebben een hoge vlucht genomen met het wegvallen van de totalitaire communistische controle. Tot voor kort leek Sint-Petersburg de rol van Moskou als hoofdstad van de Russische misdaad te hebben overgenomen. Niet alleen de corruptie liep er de spuigaten uit, ook de schietpartijen en bloedige afrekeningen, vaak op klaarlichte dag, bereikten een ongekend hoogtepunt. De laatste maanden is het wat rustiger; de belangrijkste strijd tussen de misdaadconglomeraten lijkt gestreden. Voorlopig, althans. «Er zijn plannen om ten zuiden van Sint-Petersburg een haven aan te leggen voor het transport van olie naar Scandi navië en West-Europa», zegt Sergej. «Als dat gebeurt, moet er weer een flink stuk koek worden verdeeld. Dan barst het opnieuw los.»
«Business», grijnst Sergej als je hem vraagt hoe hij in zijn levensonderhoud voorziet. Hij kent verbluffend veel verhalen uit de misdaadwereld en hij heeft onder zijn vrienden grote en kleinere «vaklieden», zoals hij criminelen het liefst aanduidt. Sergej heeft aan den lijve ondervonden hoe de georganiseerde misdaad te werk gaat. Hij raakte bevriend met twee broers en hun neef die onder meer zaken deden met Nederland. Ze verdienden veel geld met de import van vlees en nog veel meer met goedkope in Nederland gestookte wodka. Uiteindelijk werd een van hen in Nederland ontvoerd, vermoedelijk door Russische emigranten. Zijn auto werd teruggevonden bij Schiphol en zijn bankrekeningen werden vanuit het buitenland geplunderd. Het lichaam van de ondernemer men gaat ervan uit dat hij is vermoord is nooit gevonden.
In Rusland komt elke achttien minuten iemand gewelddadig aan zijn einde. Dat lot treft gemiddeld zestien mensen per honderdduizend inwoners, tegen negen in de Verenigde Staten. Zestig procent van de moorden heeft roof als motief. In twintig procent van de gevallen gaat het om een criminele afrekening. Nog niet de helft van alle zaken wordt opgelost. In 1999 vonden in Sint-Petersburg 902 moorden plaats, waarvan een flink deel door huurmoordenaars.
«Op deze hoek», zegt Sergej iets verderop, «is vorig jaar een belangrijk politicus vermoord.» Hij doelt op Viktor Novosjolov, een invloedrijk gemeenteraadslid, wiens hoofd op 20 oktober 1999 van de romp werd gescheiden door een bom die door twee mannen op het dak van zijn auto werd gelegd toen hij stond te wachten voor het stoplicht. Novosjolov was niet de eerste hedendaagse politicus die in Sint-Petersburg een gewelddadige dood stierf. Sinds de zomer van 1997 wordt de stad overspoeld door een golf van huurmoorden. In augustus 1997 werd vice-gouverneur Michail Manevitsj vermoord. Een dag voor Novosjolovs begrafenis werd diens medewerker Vladimir Ivanov doodgeschoten en in april 1999 viel Gennadi Toeganov (de leider van Vladimir Zjirinovski’s extreem nationalistische partij LDPR). In dat laatste geval lag een criminele afrekening voor de hand. Verscheidene LDPR-leden, inclusief parlementariërs als Vjatsjeslav Sjevtsjenko, Michail Gloesjtsjenko en Michail Monastirski, zijn leidinggevende figuren in de beruchte Tambov-maffiagroep. In februari 1999 werd Joeri Sjoetov gearresteerd op verdenking van het leiden van een hit squad van vijftien man. Sjoetov was gemeenteraadslid, oliemagnaat en protégé van de Petersburgse gouverneur Vladimir Jakovlev. De hele groep werd opgerold en er werden wapens en explosieven gevonden.
Boven aan Sjoetovs nog af te handelen dodenlijst stond volgens de politie de LDPR-parlementariër Sjevtsjenko. Bovendien werd hij in verband gebracht met de Petersburgse moord die heel Rusland schokte: die op het liberale, zeer geliefde doemalid Galina Starovojtova op 20 november 1998. Ook zakenlieden vielen bij bosjes in Sint-Petersburg. Dmitri Filippov, een van de machtigste zakenlieden van de stad, werd op 10 oktober 1998 opgeblazen voor zijn huis. Hij was actief in de Petersburgse oliehandel die wordt gecontroleerd door de Tambov-groep. Sjoetovs hit squad werd ook met deze moord in verband gebracht. In mei 1999 viel de beurt aan Lev Toper, directeur van een groot reclame bureau; in januari van dit jaar werd Ilja Weis man, financieel directeur van Ruslands grootste bierbrouwer Baltika in het bijzijn van zijn vrouw en dochter gemitrailleerd; begin maart werd de algemeen directeur van de machtige handelsonderneming Orimi, Dmitri Varvarin, vermoord en twee weken later kreeg zijn zakenpartner en vriend Sergej Krizjan de kogel.
De huurmoorden op lager niveau worden vaak wat minder professioneel afgehandeld. Dmitri Kasjnitski, een 23-jarige werkloze Petersburger, plaatste in 1996 een advertentie in het blad Reklama Sjans waarin hij zich aanbood voor «elke gevaarlijke, eenmalige klus». Hij werd voor zesduizend dollar ingehuurd door een man die van zijn vrouw en zijn schoonmoeder afwilde. Op een kwade ochtend wachtte Kasjnitski de dames op en begon als een bezetene op ze in te hakken met kungfu-wurgstokken en een hamer. De schoonmoeder overleed ter plekke, haar dochter stierf in het ziekenhuis. Kasjnitski en de opdrachtgever werden gearresteerd. De huurmoordenaar werd voor de rest van zijn leven weggestopt in een psychiatrisch ziekenhuis, zijn opdrachtgever kreeg vijftien jaar gevangenisstraf.
Zo bezien is Sint-Petersburg in de greep van de maffia. Maar volgens Sergej valt dat wel mee: met de misdaad valt best te leven, en maffia is het strikt genomen niet. «Maffia is iets Italiaans. Onze georganiseerde misdaad werkt heel anders. Daarin heb je niet de familiebanden die bij de maffia zo belangrijk zijn.» Volgens Sergej is de Petersburgse misdaad onder te verdelen in drie categorieën. Allereerst is er het aloude vakmanschap van de meesterdieven. Zij hebben geen enkel verband met de georganiseerde misdaad. Ze houden zich bezig met lucratieve inbraakacties, in kleine groepen van maximaal drie man. Eerlijke dieven, met een sterke beroepsethiek.
Een andere belangrijke categorie misdadigers is groot geworden ten tijde van de perestrojka. Al eerder, tijdens Breznjev, begon het communisme te lijden aan moreel verval. Partijfunctionarissen, politiechefs en andere mensen op sleutelposities raakten steeds vatbaarder voor corruptie. In die tijd groeide het systeem van «daken»: degenen die zich bezighielden met schaduwbusiness deden dat onder een beschermend «dak», bestaande uit corrupte ambtenaren en criminele organisaties. Sergej: «De misdaad is explosief toegenomen omdat de perestrojka te snel ging. Niemand was klaar voor de toegenomen vrijheid. Het is net als met diepzeeduiken: je kunt niet meteen naar de oppervlakte, je moet eerst een tijdje in een decompressietank. Tijdens de perestrojka kwamen er opeens zoveel mensen die bakken met geld gingen verdienen, dat er een tekort aan daken ontstond. Dat was de tijd dat de stieren opkwamen: van die types met dikke nekken en veel gouden kettingen. Vaak waren het sport lieden, die we hier erg veel hadden in de sovjettijd. De meesten werden op straat gedumpt toen de Sovjet-Unie instortte. Veel van hen hebben met hun fysieke kracht en de totale afwezigheid van moraal het tekort aan daken opgevuld. Met hun opkomst is de wereld van de misdaad in Rusland ontaard.»
Een derde vorm van misdaad speelt zich af in groepsverband. Groeppirovici zijn gelegenheidscoalities met een kern van vijf tot zeven man. Het zijn gespecialiseerde misdaadbrigades die deels bovengronds werken en een hele gemeenschap in de greep kunnen houden. Sergej: «In Sint-Petersburg en omgeving is de Tambov-groep het machtigst. Ze zijn bijna onschendbaar. Stel, de politie houdt de leider van de Tambovi aan, dan hoef je er niet op te rekenen dat het tot een proces komt. De groep betaalt bijvoorbeeld twintigduizend dollar als officiële afkoopsom plus een fikse steekpenning, en dan wordt hij weer losgelaten. Of ze geven de politie compromitterend materiaal over een tegenstander in ruil voor het loslaten van hun eigen man.»
Tussen 1988 en 1996 piekte de grote misdaad. In die periode probeerden verscheidene groepen zich in te vechten en stak er uit elke tweede auto wel een geweer. Nu zijn de territoria afgebakend en hebben de groepen een groot deel van hun kapitaal witgewassen. Sergej: «Hun vertegenwoordigers zitten inmiddels in de machtsorganen en politieke partijen. Daar speelt de strijd zich af. En daar horen helaas liquidaties bij.»
Op weg naar een obscure drinkgelegenheid aan de Finse Golf waar we Sergejs karateleraar Volodja K. zullen ontmoeten, wijst Sergej opnieuw een liquidatieplek aan. Hier stierf een notoir crimineel, bekend als Monja. «Twee mensen hebben hem neergeschoten, terwijl er kinderen rondliepen. Hij werd vermoord vanwege zijn tong: hij had gepraat.»
Sergejs karateleraar K., tevens ex-stuntman, kent het gevangeniswezen iets beter dan hem lief is. Het Russische strafsysteem kent gevangenissen en strafkampen. In de strafkampen, ook wel «zones» genoemd, wordt doorgaans zware arbeid verricht. Er zijn er ongeveer vijfhonderd, verspreid over Rusland. Volodja K. zat acht jaar in zo'n strafzone. «Er zijn rode en zwarte zones. Ik heb alleen in zwarte gezeten. Dat zijn de normale zones waar de gevangenen onderling een goed functionerende hiërarchie hebben opgezet. In rode zones maakt het personeel de dienst uit. Daar is het leven ronduit verschrikkelijk. Het is me gelukt alleen in zwarte zones terecht te komen. Als je aankomt, zie je meteen aan de gang van zaken of het een rode of een zwarte zone is. Is het een rode, dan moet je ogenblikkelijk stennis gaan schoppen en zeggen dat je naar een ander kamp wilt. Dan gooien ze je eerst in een isolatiecel, maar vervolgens verplaatsen ze je. Het kamp is niet gebaat bij een amokmaker. Van isolatiecel naar isolatiecel is altijd nog beter dan een verblijf in een rode zone, waar je volledig bent overgeleverd aan moord, verkrachting en anarchie. De bewakers hitsen de gevangenen tegen elkaar op. Dan kunnen ze fijn premies, sterretjes en medailles verdienen met het neerslaan van de onrust.»
In al zijn gevangenissen, zones en andere strafinrichtingen herbergt Rusland meer dan een miljoen gevangenen. Lang niet allemaal zware misdadigers. Vorig jaar nog bracht het Russische Comité voor Burgerrechten het verhaal naar buiten van een student die was opgepakt wegens een vechtpartijtje. Zijn langdurige voorarrest en zijn veel te zware veroordeling resulteerden in een gevangenschap van meer dan acht jaar. Niet zelden duurt het voorarrest in speciale instellingen (Sizo’s) die zo vol zitten dat men slechts bij toerbeurt kan slapen alleen al tussen de vijf en zeven jaar. In de gevangenissen en de zones tiert de tuberculose welig. Van de vijfhonderdduizend mensen in strafkampen leden er halverwege de jaren negentig 22.000 aan tuberculose. Een liberaal doemalid vertelde aan de St. Petersburg Times hoe hij een jongeman uit een Sizo probeerde te krijgen die daar al maanden zat in afwachting van zijn berechting voor het stelen van twintig roebel (minder dan tien gulden). Na een maand hadden de inspanningen van de parlementariër nog geen resultaat opgeleverd. Dat bleek echter niet meer nodig: de jongen was overleden aan tuberculose.
Karateleraar K. kwam elf keer in een isolatiecel terecht. Soms zat hij er vijftien etmalen, een andere keer een half jaar. Hij kreeg water en brood te eten, afgewisseld met koude pap. Zijn eerste strafzone was Gorelovo, in de buurt van Sint-Petersburg. Later na het weigeren van menige rode zone kwam hij terecht in een kamp in de Vjadskaja Oblast, in het noorden van Rusland. Daar moest hij de hele dag houthakken. In acht jaar verdiende hij 42 roebel en 70 kopeke.
De zaak waarvoor hij acht jaar kreeg was, zegt hij zelf, een eerbare. «Een vriend van me was opgelicht voor een groot bedrag. Ik haalde met wat maten zijn geld terug. We waren bij die actie met z'n vijven. We hebben het geld te pakken gekregen, maar uiteindelijk zijn we verlinkt. Mijn maten bleken aardig wat op hun kerfstok te hebben, variërend van roof tot moord. Twee kregen dertien jaar, twee acht jaar. Ik werd niet gezocht, maar omdat ik deel uitmaakte van een bende hebben ze mij ook acht jaar gegeven.» Twee van zijn partners zetten hun duistere activiteiten voort. Ze zijn inmiddels allebei vermoord. De derde is edelsmid geworden en de laatste leeft nu van zijn kunst. K.: «Onze groep bestond uit intellectuelen en kunstenaars. Met mijn stuntcapriolen en mijn karatetechnieken viel ik een beetje uit de toon.»
Het opnameapparaat moet uit: of we zijn spectaculairste actie willen horen? Nog ten tijde van het communisme zette hij een kraak bij een partijbons en stal twee antieke beertjes, vervaardigd uit een uiterst kostbare legering van platina en zilver, afgezet met robijnen. De kunststukjes waren een fortuin waard. Via allerlei tussenhandelaren kwamen ze in handen van een hoge functionaris van de KGB.
K.‘s ster was zo hoog gerezen dat hij vier jaar geleden werd gevraagd of hij vor v zakone, «dief-binnen-de-wet», wilde worden. Een dief-binnen-de-wet is een meesterdief die bij zijn vakgenoten enorm respect geniet, en in de criminele wereld (en vaak ook daarbuiten) een bijzondere vorm van onschendbaarheid. Een leider die niet makkelijk de kogel krijgt. Daar staat tegenover dat hij er heel veel voor moet inleveren. Hij mag niet trouwen en er geen grote rijkdom op nahouden. Volodja K.: «Je mag niet chantabel zijn. Je weet veel, zo niet alles van wat er in het wereldje aan activiteiten plaatsvindt. Je moet in geval van nood in dertig seconden van de aardbodem kunnen verdwijnen.» K. bedankte voor de eer. «Het is een heel gedoe en een boel werk. Bovendien ben ik kwetsbaar: ik heb drie kinderen bij twee vrouwen.»
Betekent dat dat hij «het vak» volledig vaarwel heeft gezegd? Met het geven van karate trainingen en stuntwerk is hij inmiddels gestopt. Hoe verdient hij tegenwoordig zijn geld? Hij schuift zijn zonnebril omhoog, leunt achterover, en grijnst: «Met business natuurlijk.»