
TELEVISIE – Walter van der Kooi
Onder de titel Bloed, zweet en snaren maakte de Avro recent verscheidene reeksen over het Concertgebouworkest. In mozaïekvorm – per aflevering meerdere personages en thema’s – maar toch de reportage overstijgend. Over de vele lusten van werken in de mondiale top, maar dus ook over ‘bloed en zweet’. Wat zo vanzelfsprekend lijkt blijkt het niet. Voor de tv-kijker is het merkwaardige gevolg dat die bij bezoek aan de Heilige Hal zelf een aantal bekenden op het podium ziet en hoort. Vaak is dat leuk. Daar zit de jonge Italiaanse solotrompettist Omar Tomasoni, die net als zijn trotse ouders in de fanfare van hun bergdorp begon en weer meespeelt als hij hen bezoekt. En daar de trombonebroers Martin en Nico Schippers die uit de harmonie van Glanerbrug komen en best van een biertje houden voor en na het beklimmen van de Olympus. Maar als solofluitiste Emily Beynon de sterren van de hemel speelt, deze keer in de tweede orkestsuite van Bach, weet je wat haar dat kost aan zelfoverwinning en podiumvrees. Het maakt het niet leuker – het respect wel groter. (Als studentje hoorde ik het orkest diezelfde suite spelen. Met een vol podium en fiks vibrato. Ditmaal stonden er acht musici, inclusief dirigent Iván Fischer, en hoorde je hoezeer de uitvoeringspraktijk bij barokmuziek beïnvloed is door Leonhardt, Brüggen, Harnoncourt, Koopman en Herreweghe. Er is dus vooruitgang in de kunst.)
Aanleiding tot dit alles: de Avro heeft de camera van Museumplein naar Amstel verplaatst om met De Nationale Opera te doen wat ze met het KCO deed. Het resultaat heet Bloed, zweet en aria’s en mag er, gezien aflevering 1, weer wezen. Die is gebouwd rond de uitvoering van Benvenuto Cellini waarin de Amerikaanse tenor John Osborn schitterde. Dat doe hij ook in deze minidocumentaire, nu niet als dubbel genie (de kunstenaar Cellini en de grote zanger die hij is) maar als Mensch. Openhartig vertelt hij over het bizarre leven van de altijd reizende solist, over het ‘lost in translation’, de eenzaamheid, de hang naar gezelschap en gezelligheid die je verleidt tot hernieuwd vrijgezellenbestaan – terwijl je getrouwd bent en een kind hebt. Maar ook over de manier waarop zijn vrouw en hij crises overwonnen en een acceptabele modus vonden. Zoals het huren van een appartement in de stad waar hij zingt om een soort huiselijk leven te kunnen leiden, van tijd tot tijd met haar. En het vinden van een Mokumse stamkroeg (hij is hier al voor zijn zesde rol!). Als u dit te zeer Privé vindt, ik zou toch eens kijken. Om verder te zien welke ongelooflijk hoge eisen er gesteld worden aan zingen in het Operakoor. En hoe wordt omgegaan met de hectiek achter de coulissen. Waar iedereen van Osborn houdt, zoveel is duidelijk. In de tweede aflevering zal het gaan over de voorbereiding op Alban Bergs Lulu en komt Pierre Audi zelf uitgebreid aan het woord.
Bloed, zweet en aria’s, Avro-Tros, donderdags vanaf 29 oktober, NPO 2, 20.25 uur.
POPMUZIEK – LEON VERDONSCHOT
Josh Ritter
Singer-songwriter Josh Ritter kent zijn Bob Dylan – het is zijn meest prominente invloed. Dus is ook de clip bij zijn nieuwe single Get Ready to Get Down een knipoog: we volgen de tekst, over een meisje dat naar bijbelschool wordt gestuurd maar eenmaal in Missouri juist alles leert wat haar ouders en pastoor haar hadden willen onthouden, aan de hand van handgeschreven teksten, die velletje voor velletje langskomen. Net zoals die in Bob Dylans baanbrekende clip Subterranean Homesick Blues.
Zie hier de clip van Ritter:
Maar hij liet er nóg een maken voor het nummer, en die is zeer vermakelijk. Het is als Nederlander onmogelijk ’m te kijken zonder aan het legendarische tv-programma Nederland in beweging te denken, maar de traditie die in de clip langskomt gaat veel verder terug in de tijd: line dancing kwam al op in de jaren vijftig.
Josh Ritter, Sermon on the Rocks (Pias)
Sam Baker
Vrijwel niemand kan zo mooi praatzingen als Sam Baker uit Texas, de man die bijna dertig jaar geleden na een aanslag in Peru levensgevaarlijk gewond raakte en zo op late leeftijd om therapeutische redenen muziek begon te maken. Het leverde een prachtige albumtrilogie op (Mercy, Pretty World en Cotton). Zijn laatste album Say Grace verscheen twee jaar geleden op het platenlabel van Jimmy Lafave, met wie hij zaterdag samen op het Ramblin’ Roots Festival in Utrecht staat, dat sowieso een erg sterke programmering kent. De zalen waar Sam Baker de rest van deze week speelt, zijn als zijn muziek: weg van de gebaande paden en intiem.
Onvergetelijk blijft dit optreden van Baker bij VPRO’s Vrije geluiden. Het is de concentratie voorbij, de manier waarop Baker in zijn eigen muziek verdwijnt. En het blijft een monumentale zin: ‘Everyone is at the mercy of another one’s dream.’
Ramblin’ Roots Festival: 24 oktober, 16-2 uur, TivoliVredenburg Utrecht. Met onder anderen Sam Baker, Jimmy Lafave en Sonny Landreth.
Sam Baker: 23 oktober Cultureel Café De Amer, Amen. 25 oktober Dorpshuis de Werf, Hauwert.
FILM – GAWIE KEYSER
‘Dracula met lipstick op’. Zo heet het hier ten huize wanneer er weer eens een horrorfilm uit de stal van Hammer wordt bekeken. Deze Britse studio maakte in de jaren zestig en zeventig een reeks gothic-horrorfilms gebaseerd op klassieke verhalen waarin niet het verhaal, maar een specifieke visuele stijl overheerst: kleuren die van het scherm knallen, zodat bloed inderdaad op glossy lippenstift lijkt en de nacht kobaltblauw kleurt, krakende vloeren in bouwvallige huizen vol spinrag en druipend kaarsvet, hekken en kettingen en een scala van marteltuig van roestend gietijzer. Het zijn elementen die de Hammer-stijl onweerstaanbaar en tijdloos maken, duidelijk ook voor regisseur Guillermo Del Toro die ze effectief kopieert in zijn nieuwe film Crimson Peak.
Del Toro houdt van de gothic-stijl, waarvan zijn bijzonder fijne verfilmingen van Mike Mignola’s Hellboy-comics getuigen. Voor het verhaal van Crimson Peak zocht hij behalve bij Hammer inspiratie bij Daphne du Maurier, specifiek haar roman Rebecca uit 1938, die twee jaar later door Alfred Hitchcock werd verfilmd. Het landgoed Manderley in Cornwall, waar de nieuwe Mrs. De Winter in Du Mauriers verhaal maar niet los komt van de geest van de overleden Mrs. De Winter, hoofdzakelijk vanwege de tirannieke Mrs. Danvers (raafzwart haar, priemende ogen), wordt het landgoed Crimson Peak in Del Toro’s film. Daar arriveert de blonde, broze Edith Cushing (Mia Wasikowska) met haar kersverse echtgenoot, Sir Thomas Sharpe (Tom Hiddleston), en zijn zuster, Lady Lucille Sharpe (Jessica Chastain). De bedoeling is dat Edith en Thomas geluk vinden in Crimson Peak. Maar het huis, o het huis waarin ze moeten wonen… het staat eng en alleen afgetekend tegen een kale horizon waar ’s winters de sneeuw rood kleurt vanwege klei die onder het aardoppervlak naar boven wordt gestuwd, zodat de hoofdmetafoor in het verhaal vorm krijgt: de geheimen van het verleden die het heden in een ijzeren greep hebben. Hierbij is Lady Lucille – reïncarnatie van Du Mauriers duivelse Mrs. Danvers en fabuleus gespeeld door Chastain – de centrale figuur.
Del Toro vult de klassieke gothic-sfeer aan met zijn eigen obsessies, zoals insecten en vlinders die overal in het huis aanwezig zijn. De geesten zijn monstrueuze wezens die afwisselend in gedaanten van zwart en rood verschijnen. Ze hebben onmogelijke lichamen druipend met bloed en ingewanden. En toch is de horror geen moment fysiek. Het gecreëerde gevoel van angst is veilig, omdat het verhaal er een van nostalgie en verwijzing is. Alles wat we hier zien kennen we; alle elementen, van de Hammer-stijl met zijn romantische monsters tot de neoromantiek van Du Maurier, worden met liefde herhaald en geaccentueerd. Dat maakt Crimson Peak tot een uitzonderlijke film. Het werk grijpt terug naar klassieke teksten, en het feit dat we die teksten opnieuw kunnen beleven, juist in een tijd van vernieuwing in de cinema, is een feest.
Crimson Peak is nu te zien in de grote bioscopen.
Beeld: Bloed, zweet en aria’s