Twee jongens met vissershoedjes en volle rugzakken verschijnen in de verte. Zij aan zij lopen ze over een roodbruine bauxietweg. Ze dragen badslippers en felgekleurde voetbalsokken tot aan hun knieën. Het zijn de broers Bembo (24) en Mario (23), twee goudzoekers uit Goejaba, een dorp in het binnenland van Suriname. Ze hoorden van vrienden dat er goud was te vinden bij het White House, een wit gebouw midden in de jungle. Erachter begint een mijncomplex dat kilometers ver het oerwoud in reikt. ‘Ik ben al vijf jaar goudzoeker’, zegt ‘Bem’. ‘En mijn broertje drie jaar. Daarvoor ging ik naar school, af en toe werkte ik in de bouw. Maar met goud zoeken is meer en sneller geld te verdienen.’

Ze zijn vaak lang van huis en het werk is zwaar en ongezond. Desondanks kiezen veel Surinamers voor dit werk, vaak bij gebrek aan beter. De ‘kleinschalige goudsector’ wordt door de overheid gedoogd en bestaat in feite uit een ieder die bereid is het oerwoud af te graven en te werken met giftige chemicaliën. Deze ongereguleerde vorm van goudzoeken vormt een belangrijk deel van de Surinaamse economie.

In de jaren 2000 was het White House al een hotspot voor goudzoekers. Vandaag wordt er weinig werk verricht en ligt het er verlaten bij. Ook de broers vertrekken, al drie dagen na aankomst. ‘Ze hebben hier niets, dus gaan we naar een andere plek waar we wel goud kunnen vinden’, zegt Bembo. ‘We moeten alles met onze handen doen en dat is erg zwaar. De graafmachines doen het niet, want de concessie-eigenaren hebben geen geld voor brandstof.’

De Surinaamse economie zit in een diep dal. De inflatie schommelt sinds de coronacrisis rond de vijftig procent en ook de wisselkoers blijft maar stijgen. In 2020 was een euro acht Surinaamse dollar (srd) waard, inmiddels is dat 41 srd. Een buskaartje werd in drie jaar tijd zeven keer zo duur. Voedselprijzen verviervoudigden. De gevolgen zijn in de hoofdstad Paramaribo duidelijk zichtbaar: winkelstraten die eerder drukbezocht waren, zijn nu leeg, verwaarloosd en spookachtig.

Sinds de onafhankelijkheid in 1975 kende Suriname drie economische crises. Opmerkelijk: de crises vonden telkens plaats na een machtsperiode van Desi Bouterse of de door hem opgerichte Nationale Democratische Partij (ndp).

In 2020 liet Bouterse een praktisch failliet land na aan Chandrikapersad Santokhi, de nieuwe president. Desalniettemin waren de verwachtingen, zowel in Suriname als internationaal, aan het begin van het presidentschap van ‘Chan’ hooggespannen. Drie jaar later is er echter nog steeds geen zicht op betere tijden. Bij veel Surinamers heersen onvrede en irritatie. Een protest over de kwakkelende economie werd afgelopen februari wereldnieuws toen het uitmondde in een gewelddadige bestorming van het parlement en plunderingen van winkels. Een oplossing lijkt allesbehalve dichtbij. Waarom lukt het Santokhi maar niet om de Surinaamse economie uit het slop te trekken?

Winston Ramautarsing, landbouwkundig ingenieur en econoom, zit op het terras aan de achterkant van zijn huis aan de Anton Dragtenweg in Paramaribo, die bekendstaat om de luxe villa’s met uitzicht op de Surinamerivier. Het zwembad is goed onderhouden, maar het terrein rondom het huis is wild begroeid en ligt er verwaarloosd bij. Op een raam zit een Rotary-sticker.

‘Na het militaire bewind van Bouterse eind jaren tachtig zat Suriname ook in een economische crisis’, zegt Ramautarsing. ‘De democratisch gekozen regering van president Ronald Venetiaan moest vervolgens in 1991 puinruimen.’ Ramautarsing maakte dit van dichtbij mee, als econoom bij het Surinaamse planbureau. Ook is hij sinds de jaren negentig actief in de invloedrijke Vereniging van Economisten in Suriname.

‘Velen van ons waren net afgestudeerd in Holland’, zegt Ramautarsing over de Surinaamse economen in de jaren negentig. ‘We moesten een crisis oplossen, maar hadden geen idee hoe. Zoiets hadden we nooit gehad tijdens onze studie, of in de praktijk gezien. Geen van onze economen had zoiets meegemaakt in bijvoorbeeld Afrika of in Azië. Sommigen dachten dat de wisselkoers vanzelf zou stabiliseren als je die zou vrijlaten, volgens anderen moest je die eerst kunstmatig stabiel houden en structurele maatregelen treffen. De ideeën liepen zo uiteen, we wisten het gewoon niet.’

Het kostte president Venetiaan uiteindelijk vier jaar om de economie te stabiliseren. ‘Dat ging moeizaam, met vallen en opstaan’, herinnert Ramautarsing zich. ‘Zo verdienden melkveehouders te weinig en moest de melkprijs omhoog zodat ze zouden blijven produceren. Dat stuitte op forse tegenstand van de bevolking en daarom werd de prijs weer wat verlaagd. Het was allesbehalve structureel beleid.’

‘Ja, over vier jaar, dan komt er olie. Misschien is dat waar, misschien. Maar we leven wel nu’

De tweede economische crisis ontstond tijdens het presidentschap van Jules Wijdenbosch, eind jaren negentig. ‘Met op de achtergrond natuurlijk ndp-partijgenoot Bouterse’, merkt Ramautarsing op. De regering bouwde een forse staatsschuld op, waardoor de Surinaamse gulden instortte. Protesten volgden, waarna Wijdenbosch vervroegd moest aftreden.

Ronald Venetiaan werd voor de tweede keer president. ‘Maar deze keer had Suriname wél ervaring’, zegt Ramautarsing. Hij zet twee glazen water met ijsblokjes op het verweerde plastic tafelkleed. ‘Als economen waren we eensgezind, we wisten nu hoe je een crisis moest aanpakken, maar ook vooral hoe het niet moest.’

De economie verbeterde, de koers stabiliseerde en Venetiaan durfde het aan om in 2004 de Surinaamse dollar als nieuwe munteenheid in te voeren met een waarde van duizend Surinaamse gulden. ‘We konden het snel rechttrekken’, zegt Ramautarsing. ‘We waren er trots op.’

In 2010 won de ndp de verkiezingen echter weer en Desi Bouterse werd president. Al voor de verkiezingsdag was er de vrees dat hij het land economisch weer in de afgrond zou storten. Die vrees werd al snel bewaarheid, zegt Ramautarsing. ‘Al had niet iedereen dat meteen goed door.’

Gillmore Hoefdraad, president van de Centrale Bank van Suriname sinds 2010 en vanaf 2015 minister van Financiën, wist de derde grote economische crisis te maskeren, zegt Ramautarsing. ‘Eerst door haar te ontkennen, zodat zijn partij de verkiezingen weer zou winnen.’

Na herverkiezing van Bouterse ging Hoefdraad naar het Internationaal Monetair Fonds (imf) en toonde hij zich bereid om economisch te hervormen in ruil voor financiële steun.

‘We dachten: Bouterse en Hoefdraad zijn inderdaad serieus’, zegt Ramautarsing. ‘Ze hebben de crisis weliswaar gecreëerd, maar ze gaan hem wel zelf oplossen.’

Niets bleek minder waar. Binnen drie maanden stopte Hoefdraad met het imf-programma, maar pas nadat hij geld had geleend bij een grote investeringsbank. ‘Zonder stempel van het imf was dat nooit gelukt’, zegt Ramautarsing. ‘550 miljoen Amerikaanse dollar, dat is een hoog bedrag voor een kleine economie als die van Suriname. Bovendien was de lening met ruim negen procent rente ontzettend duur.’

En daar hield het niet op. ‘Bij de Interamerican Development Bank, bij de Islamic Development Bank, ze hebben overal geleend. En de staatsschuld was sky high. Hij heeft ons echt gepakt. Ik geloofde hem aanvankelijk, ook omdat hij bij het imf had gewerkt.’ Bij aanvang van het ministerschap van Hoefdraad in 2015 bedroeg de staatsschuld 6,5 miljard Surinaamse dollar. In september 2019 was die opgelopen naar 20,7 miljard. ‘Hoefdraad is zo briljant geweest, hij heeft ons allemaal belazerd.’

De regering vraagt veel offers van de bevolking. ‘Maar Santokhi gaat zelf niet voor in het offeren’
De Surinaamse president Chandrikapersad Santokhi © Ranu Abhelakh / AFP / ANP

‘Ik kreeg op 26 juni 2020 een telefoontje van Desi Bouterse’, zegt president Santokhi. Hij zit aan een groot bureau in zijn werkkamer in het Kabinet van de President, een paar kilometer landinwaarts aan de Surinamerivier. Hij drinkt thee uit een witte mok met in grote letters ‘Dad’ erop. ‘Bouterse, op dat moment nog president, vertelde me dat hij geen geld had om de salarissen van zijn ambtenaren te betalen.’

Het was de eerste van vele verrassingen die Santokhi tijdens de overdrachtsmaand zou meemaken. Later bleek bijvoorbeeld dat Bouterse in zijn laatste maand nog duizenden ambtenaren in dienst had genomen en dat overheidssalarissen al jaren werden voorgefinancierd door banken.

Pas na veel moeite kreeg de nieuwe regering inzicht in de stand van ’s lands financiën. ‘De administratie bij het ministerie van Financiën troffen we aan in vuilniszakken’, vertelt Santokhi. ‘Geen computers, niks. Het duurde zeker vier maanden voordat we erachter kwamen hoe groot onze schuldpositie was.’ Die bleek vier miljard Amerikaanse dollar te zijn. ‘We waren bankrupted, de kassa was leeg.’

Na het protest van 17 februari plunderde een deel van de demonstranten winkels in Times Mall in het centrum van Paramaribo. Via de etalage van een schoenenwinkel, kapotgeschoten met vuurwapens, betraden mensen het winkelcentrum. Ze richtten grote schade aan.

‘Waar waren de politieagenten om ons te beschermen?’ vraagt eigenaar Ashna Soekhoe van schoenenwinkel Glamorous Shoes and Bags zich af, een maand na de plunderingen en een dag na de heropening. Tegen de knalroze muren staan witte wandkasten, erboven hangen stellages met schoenendozen tot aan het plafond. Soekhoe runt de winkel samen met haar man.

‘We draaien op een laag pitje’, zegt Soekhoe. Elders hadden ze nog een kleine voorraad schoenen die ze nu in de winkel verkopen. ‘Alles werd tijdens de plunderingen meegenomen, zelfs het pinapparaat.’ Na de beroving kreeg ze traumatherapie. Ook vertelt ze dat ze samen met andere winkeliers uit het winkelcentrum cursussen volgt om zichzelf en haar winkel te beveiligen met wapens.

De glazen etalages van het winkelcentrum zijn kort na de plunderingen dichtgemetseld. De winkeliers moesten de herstelkosten zelf bekostigen, waarvoor leningen nodig waren. ‘Er is ons door de president compensatie beloofd’, zegt Soekhoe, ‘maar we hebben er nog niets over gehoord. Hij komt zijn beloftes niet na.’

‘Nooit meer 17 februari.’ President Santokhi slaat met zijn hand op het bureau. ‘Nooit meer 17 februari in dit land.’ Volgens de officiële evaluatie hadden de veiligheidsdiensten het protest onderschat, zegt hij. ‘Ze hadden in feite niet gerekend op dat gewelddadige deel, dat los stond van de vreedzame demonstranten. Deze mensen wilden de democratie kapotmaken en angst creëren bij ondernemers.’

Hij is aangeslagen door de protesten, zegt Santokhi. Natuurlijk is er onder de bevolking veel onvrede, erkent hij. Maar de rigoureuze economische hervorming en de bijkomende prijsstijgingen van bijvoorbeeld benzine waar zoveel onvrede over is, was er een uit noodzaak, legt hij uit. Het aflossen van schulden slokte een groot deel van de overheidsuitgaven op. ‘Van de begroting van 2023 is maar liefst dertig procent schuldaflossing’, zegt hij. ‘Dertig procent, begrijp je? Met dat geld hadden we woningen kunnen bouwen en straten kunnen asfalteren. Daar is minder ruimte voor door die hoge schuldpositie.’

‘Gillmore Hoefdraad, oud-financiënminister, was zo briljant, hij heeft ons allemaal belazerd’

Zijn kabinet ging in gesprek met de schuldeisers, waaronder Nederland. Een deel was bereid te praten over een herschikking van de schulden. ‘Maar onder één voorwaarde: een economische hervorming, gebaseerd op een programma van het imf. We moesten ons committeren aan een streng financieel hervormingsplan.’

Dat houdt in: veel fiscale maatregelen. ‘Zoals een verbod op het afsluiten van nieuwe leningen en ook afbouw van subsidies, zoals die op stroom, water, gas en brandstof. Dat waren de spelregels’, zegt Santokhi. ‘We waren in feite een verzorgingsstaat, en dat moet veranderen van het imf.’ De maatregelen wekten onvrede op, de protesten van 17 februari vonden plaats vlak na de vermindering van subsidies op onder meer brandstof, gas en internet die prijsstijgingen tot gevolg hadden.

‘Er is wel een sociaal programma gekomen om de kwetsbare groepen te beschermen’, zegt Santokhi, ‘zoals een verhoging van de belastingvrije grens en een eenmalige toeslag van achttienhonderd Surinaamse dollar voor arme huishoudens. Maar ook ik weet dat dit niet voldoende is.’

Wanneer kunnen Surinamers betere tijden verwachten? ‘Ik zou willen’, antwoordt de president, ‘dat ik dit antwoord in één woord kon geven. Ik kan wel zeggen “morgen”, maar het is afhankelijk van de middelen die vrijkomen van het imf. Van de 690 miljoen Amerikaanse dollar hebben we tot nog toe nog maar 55 miljoen ontvangen. Meerdere tranches zijn niet doorgegaan omdat we de targets niet haalden. Als ik om de drie maanden het imf-geld zou krijgen, dan had ik verlichting.’

De ingang van goudopkoopkantoor Gérie Kondré (Geel Land) Ourosur aan de drukke Saramaccastraat in Paramaribo is te bereiken door een donkere steeg. Binnen wordt ruw goud opgekocht, geleverd door goudzoekers uit de jungle. Er staat een bewaker voor de deur. Binnen zit een man met een witte pet onderuitgezakt op een plastic tuinstoel te slapen voor een televisie die aanstaat.

De bewaker maakt de goudopkoper wakker. Hij verstaat geen Nederlands of Engels en gebaart vooral met zijn handen. In een ruimte achter tralies staan drie gasflessen met kookpitjes, pannen en metalen schalen, nodig voor het zuiveren en wegen van gedolven goud. Hij schrijft iets op een papiertje, drie bedragen onder elkaar: de goudprijs in euro, in Amerikaanse en in Surinaamse dollar. Als hem voor de derde keer verteld wordt dat hij met journalisten te maken heeft, verdwijnt hij achter een deur.

Ongeveer tachtig procent van de Surinaamse export bestaat uit goud en dat is daarmee veruit het belangrijkste exportproduct. Tegelijkertijd is de sector voor een groot deel ongereguleerd. Een van de plannen die Santokhi maakte om de economie te herstellen, was een belastingverhoging naar 7,5 procent op goud dat ingeleverd wordt bij goudopkopers. De verhoging van de goudbelasting zou een forse bijdrage aan de schatkist leveren, maar vond tot nu toe nog niet plaats. Enkele dagen na het interview meldt Santokhi het parlement dat de belasting stijgt naar 5,5 procent. Wanneer de regering het beloofde percentage invoert is onbekend.

Econoom Ramautarsing vermoedt dat vice-president Ronnie Brunswijk, die meerdere goudconcessies heeft, de door het parlement goedgekeurde belastingverhoging op goud dwarsligt. ‘Brunswijk wil het niet, dus het gebeurt niet. Klaar.’

De broers Mario (23, links) en Bembo (24, rechts), goudzoekers uit Goejaba, een dorp in het binnenland van Suriname © Sharyfah Bhageloe

Samenwerken met Ronnie Brunswijk, in Frankrijk en Nederland veroordeeld voor drugscriminaliteit, was de enige optie voor Santokhi, zegt Glenn Truideman. De politicoloog en journalist zit in de radiostudio van radio- en televisiezender abc, waar hij diverse actualiteitenprogramma’s presenteert. ‘Hij heeft zelfs een bank overvallen. Maar het was óf Brunswijk of Bouterse, wiens partij het land economisch had geruïneerd.’

Opmerkelijk: de drie crises vonden telkens plaats na een machtsperiode van Desi Bouterse

In de lobby van het omroepgebouw zijn twee muren ingericht ter nagedachtenis aan de oprichter van de omroep André ‘Ampie’ Kamperveen, naar wie abc (Ampie’s Broadcasting Corporation) is vernoemd. Kamperveen was achtereenvolgens profvoetballer, bondscoach, voorzitter van de voetbalbond, oprichter van een omroep en minister van Jeugd, Sport en Cultuur. Tijdens zijn vice-voorzitterschap van voetbalfederatie Fifa werd hij in 1982 door het militaire bewind van Bouterse vermoord. Kamperveen was een van de vijftien mensen die openlijk kritiek hadden op het militaire regime en werden gemarteld en vermoord in Fort Zeelandia in Paramaribo.

Behalve de oprichter van abc werd ook abc-journalist Frank Wijngaarde vermoord. Het omroepgebouw werd in brand gestoken. ‘De brandweer had een duidelijke instructie om niet te blussen’, zegt Truideman. ‘Lange tijd verscheen de ndp, de politieke partij van Bouterse, niet op abc. Maar toen ze in 2010 in de regering kwam heeft de directie een ander beleid bepaald. Bouterse was immers president van het land, dus we kwamen er niet onderuit om hem te interviewen als dat nodig was.’

‘Verdeeld’, zo zou Truideman de huidige situatie van Suriname in één woord samenvatten. ‘Santokhi spreekt altijd over “mijn bromkidjarie”, mijn bloementuin, wanneer het over de verschillende etnische afkomsten in ons land gaat. Zo probeert hij iets bij te dragen aan de versmelting. Maar de laatste tijd zie je dat de etnische spanningen weer opborrelen.’

‘Bouterse heeft Suriname echt kapotgemaakt. Hij heeft het land down the drain gehaald’, zegt Cynthia McLeod. McLeod is een bekende Surinaamse schrijver en historicus, haar vader was de eerste president van een onafhankelijk Suriname.

Ze begrijpt de ontevredenheid over Santokhi onder de bevolking. ‘Mensen hebben het gevoel dat er door de regering van alles is beloofd wat niet is waargemaakt. Dan worden de mensen boos en ontstaat er irritatie. Men heeft dan weinig empathie met het bestuur.’

Tijdens de verkiezingscampagne beloofde Santokhi een einde te maken aan het nepotisme van zijn voorganger Bouterse. Maar hij benoemde vlak na zijn aantreden zowel zijn vrouw als de broer van vice-president Brunswijk tot leden van de raad van commissarissen van Staatsolie. Het leidde tot grote kritiek van de Surinamers, Santokhi zou immers juist breken met de ‘oude’ politiek.

De regering vraagt door de imf-maatregelen veel offers van de bevolking, zegt McLeod. ‘Maar hij gaat zelf niet voor in het offeren. Begrijp je? De regering zou bijvoorbeeld een derde minder salaris aan de ministers kunnen betalen. Of ministers geen dure auto’s van de overheid meer geven.’

Het belangrijkste economische plan van de president is op dit moment om olie op te pompen uit een recent gevonden bron voor de kust, mogelijk een van de grootste ter wereld. Het Surinaamse bedrijf Staatsolie en het Franse bedrijf TotalEnergies zouden hier in 2025 mee beginnen, later werd dit verschoven naar op z’n vroegst 2027.

‘Ja, over vier jaar, dan komt er olie’, zegt McLeod sceptisch. ‘Misschien is dat waar, misschien. Maar we leven wel nu. Mensen kunnen niet tegen hun kind zeggen: over twee jaar is er olie en dan kun je weer eten.’ Volgens haar vestigt Santokhi te veel hoop op de oliewinning. ‘We zitten in een vicieuze cirkel.’

Ook vindt McLeod dat er te weinig gebruik wordt gemaakt van de vruchtbaarheid van het land. ‘Suiker importeren we uit Guyana, omdat dat goedkoper is. Maar zo moet de regering eigenlijk niet redeneren. Soja en mais: van alles groeit hier. Ook al zou produceren hier duurder zijn, het creëert werkgelegenheid en pompt extra geld in de eigen economie.’

Pascal, 27 jaar, zit aan een tafel naast het White House. Net als de broers Bembo en Mario heeft hij hier nog weinig goud gevonden. Hij werkt al sinds zijn vijftiende als goudzoeker in de mijnen, daarvoor in de bouw. ‘Eerst in Paramaribo, maar je komt niet uit met je geld als je in de stad werkt. Daarom ben ik hier komen werken, in het binnenland, waar je meer geld kunt verdienen.’

Hij heeft de hoop op een grote klapper nog niet verloren. ‘Soms vind je zomaar vijf, zes kilo. Als dat twee keer gebeurt, en je krijgt vijf procent van de opbrengst’, rekent Pascal zonder te pauzeren uit, ‘kan dat tweehonderd, driehonderd gram opleveren per persoon. Dan ben je helemaal vrij.’

Wat hij met het geld zou doen? Een erf kopen, een huis bouwen, een auto kopen. ‘En daarna iets regelen zodat mijn geld gaat circuleren. Ik ben kok, dus ik wil een eetplaats openen. Dat mensen voor me gaan werken en dat ik ze kan betalen. Ik heb veel ideeën, maar dan moet je wel veel geld hebben.’

Lees ook: