Zoek op YouTube op ‘Accelerationen-Walzer’ van Johann Strauss jr: een woestijnleeg huzarenstuk voor jubelsopranen met een stratosferisch stembereik. Luisteren is operetteramptoerisme: haalt ze het of niet? Jawel. De zangeres is een unieke rariteit: een kinderstem met een vedettegamma, bestuurd door een waanzinnige muziekcomputer. Haar hoogste noten hebben een synthesizerachtige indringendheid, kunstmatige vogels. Ze is een stripfiguur, een vlees geworden Bianca Castafiore.
Maar het is Stientje Engel uit de Spaarndammerbuurt, die als kind in operettes optrad, kousen stopte op de Nieuwendijk en via een milieubepaalde omweg in de grote wereld landde. Na een aantal jaren privé-les kwam ze op het conservatorium van Amsterdam onder de hoede van pedagoge Coby Riemersma, waarna het Rad van Fortuin als een dolle aan het draaien sloeg. Vorige week overleed ze in het Amsterdamse VU-ziekenhuis op 82-jarige leeftijd als Cristina Deutekom, de dramatische coloratuursopraan die met Gré Brouwenstijn een van de weinige echte Nederlandse operadiva’s is geweest.
Deutekom had geen geluid dat je omhelsde. Er zat een kenau-achtige, soms haast verongelijkte scherpte in, die als een gloeiend mes over je trommelvliezen streek. Maar ze kon er vrijwel alles mee en die techniek benam je de adem. Mozarts Hölle Rache zat haar als gegoten; Deutekom, privé aardig en straight, had een demon.
Ze was een ster uit een volksalmanak. Je kon je haar voorstellen als een figurante die in een oerhollandse televisieserie over een tijd waarin geluk nog heel gewoon was één keer in plat Amsterdams ‘heerlijk schat’ mag zeggen als de waard vraagt of hij de Coebergh bij mag schenken. Zo had het ook met haar af kunnen lopen. Maar ze had dat talent en die ambitie, ze kon godsgruwelijk hard werken, haar Amsterdamse debuut als Koningin van de Nacht in Mozarts Zauberflöte zal in 1963 een sensatie zijn geweest. Stientje Engel werd met de achternaam van echtgenoot Jaap en licht bijgepunte voornaam de vedette die, hoe zeg je dat, ‘in alle grote huizen zong’: de Met in New York, Bayrische Staatsoper, Deutsche Oper Berlin, Wiener Staatsoper, Teatro Colon in Buenos Aires, de Italiaanse theaters waar ze haar vroege Verdi’s, Donizetti’s Lucia, Rossini’s en Bellini’s als koek van eigen deeg verzwolgen. Op het hoogtepunt van haar roem werkte ze met sterren als Placido Domingo en dirigenten als Riccardo Muti. In Milaan werd ze in de jaren zeventig tweemaal uitgeroepen tot zangeres van het jaar.
Zulke volkssprookjes hebben we in Nederland niet veel meegemaakt. In de smartlappenbranche had je Tante Leen, de Nachtegaal van de Willemsstraat, die van de garnalenpeltafel werd geplukt om een plaatje op te nemen. Willy Alberti natuurlijk, die half Johnny Jordaan en half Caruso werd, Johnny zelf, Hazes, een enkele Topper. In de echte zangkunst had je Aafje Heynis, die met financiële steun van rijke Zaanse dames van een dubbeltje een kwartje werd, maar die geen Jordanees mirakel was en geen Bellini zong. Deutekom bleef Amsterdams en Heel Gewoon. Het gala dat in 2011 ter gelegenheid van haar tachtigste verjaardag in Carré plaatsvond was met Mini en Maxi, de drie baritons en prins Pieter op het vip-balkon een waarachtig volksfeest, dat ze ten volle had verdiend. Naar haar Italiaanse specialiteiten – de titelrollen van Bellini’s Norma en Donizetti’s Lucia di Lammermoor, die loeiende Verdi’s – zit je met een zweem van chauvinistische bewondering te luisteren. Dat is wel die mevrouw van om de hoek, verdomme nog aan toe.
In 1986 moest ze na een hartaanval haar carrière beëindigen. Sindsdien maakte ze zich nuttig als naamgeefster van het Cristina Deutekom Concours en als stralend middelpunt van masterclasses in binnen- en buitenland. Na een herseninfarct in 2004 trok ze zich uit het openbare leven terug. Een nare val was deze maand de laatste en fatale rotstreek van het lot.
In 2001 was ik in Bergen NH getuige van een masterclass die de zeventigjarige ex-diva in de Holland Music Sessions gaf. Opmerkelijk was het respect waarmee ze deelnemers behandelde; de openbare slachtingen van Elisabeth Schwarzkopf in het Amsterdamse Concertgebouw zaten nog vers in het geheugen. Een zanger zingt, niet al te goed, een aria. Deutekom stelt de juiste vraag. ‘Wat doe je fout hier?’ Doodse stilte. Zij weer: wat is dat voor figuur, die je hier zingt? ‘Een beetje krijgshaftig’, sputtert de jongen. ‘Een ijzervreter.’ ‘Juist’, zegt Deutekom. ‘Probeer dat karakter dan ook vast te houden.’
Zo simpel is het. Het is volkskunst; sterke, typeerbare gevoelens. Ze laat de kandidaat zijn rol uitleggen, Renato in Verdi’s Ballo in maschera. Wie is hij? De jongen heeft zich voorbereid: ‘Beschouwt zichzelf als een getrouwe van de koning. Verdenkt zijn vrouw ten onrechte van overspel.’ Deutekom: ‘Aha, niets nieuws onder de zon dus.’ Haar ogen zeggen: draag het uit. De jongen zingt. Hij pompt een stroom gezwollen passie in de noten, slaat op zijn begeleider nauwelijks acht, hij is een eiland van ijdelheid. Stop, gebaart Deutekom. ‘Wat gebeurt hier in de muziek? Of dacht je soms dat dat de zorg van het orkest is?’ De jonge zanger zwijgt betrapt. Hij krijgt een les in verantwoordelijkheidsgevoel. Maar zoals ze in de Spaarndammerbuurt zouden zeggen: hij wordt niet verneukt.
Bij de vraag of Deutekom karakters zelf zo scherp doorgrondde, of ze niet vooral die nachtegaalachtige performer was, gaan de gedachten uit naar wat een musicus over Glenn Gould zei: ‘He was a machine, but a very good machine.’ En moet je de Koningin van de Nacht een karakter noemen? Ze is een cartoon waar Deutekom in alle woeste onschuld een Jeff Koons van wist te maken, een shownummer dat glansde als de Nachtwacht.
Beeld: Lebrecht Music + Arts / HH.