De telefoniste zei: ‘De president is aan de lijn.’ Direct daarop knalde een krachtige, Texaanse stem door de lijn: ‘Hey, Artie, hoe is het?’ Dit bevestigde dat de beller inderdaad George W. Bush was, die ik nooit had ontmoet, maar wiens voorliefde voor bijnamen en afkortingen mij bekend was; in 87 jaar heeft nog nooit iemand mij ‘Artie’ genoemd. ‘Ik voer gesprekken over de Irakoorlog’, zei de president. ‘En ik zou graag willen weten wat u mij adviseert.’
‘Ik zou een geschikt moment kiezen om de overwinning uit te roepen en dan kappen en wegwezen’, zei ik. ‘Cut and run Mr. President.’
Bush antwoordde: ‘Mijn mensen vertellen me dat “cut and run” rampzalig zou zijn. Als we de Irakezen in de rotzooi laten zitten, wat zou het woord van Amerika dan nog betekenen in de rest van de wereld? Ik zou eigenhandig de geloofwaardigheid van Amerika de nek hebben omgedraaid. Nee, we moeten boven alles standvastig zijn; niet van koers veranderen.’
‘Kappen en wegwezen heeft een slechte reputatie’, gaf ik toe. ‘De laatste keer dat de VS zich eraan waagden, was dertig jaar geleden in Vietnam. De belangen waren ook toen duidelijk torenhoog. Volgens president Eisenhowers dominotheorie zou verlies in Vietnam betekenen dat de communisten controle kregen over heel Zuidoost-Azië. “Onze nederlaag en vernedering in Vietnam”, zei president Nixon vervolgens, “zal zonder enige twijfel de roekeloosheid stimuleren in de leidinggevende organen van de grote machten die de droom van wereldoverheersing nog niet hebben losgelaten.”’
‘Niettemin’, zei ik tegen de president, ‘deed Nixon het onvermijdelijke: kappen en wegwezen. Het beeld van onze Vietnamese vrienden, die zich bij ons vertrek wanhopig vastklampten aan Amerikaanse helikopters, onderstreepte onze nederlaag en vernedering. Toch is die nooit gevolgd door een crisis in onze geloofwaardigheid. De meeste buitenlanders keken ernaar alsof Amerika na een lange vergissing eindelijk weer bij zinnen was gekomen. Kappen en wegwezen bevrijdde ons van een niet te winnen oorlog waarin onze meest cruciale belangen niet op het spel stonden. Kappen en wegwezen zorgde ervoor dat het Amerikaanse leger weer de handen vrij kreeg om de vijand elders af te schrikken of in te dammen. Onze terugtrekking uit Vietnam heeft onze geloofwaardigheid juist verhoogd, net als De Gaulle’s vertrek uit Algerije de Franse geloofwaardigheid verhoogde. En de nasleep van Vietnam weersprak de dominotheorie die ons de Vietnamoorlog heeft geschonken; net als de nasleep van Irak de massavernietigingswapenstheorie weerspreekt die ons de Irakoorlog heeft gebracht. Mr. President, denkt u alstublieft serieus over de terugtrekking uit Vietnam als een historisch precedent.’
‘Bovendien’, zei ik, ‘waren er andere verplichtingen ten aanzien van onze Vietnamese vrienden dan nu in Irak. Wij intervenieerden in de Vietnamese burgeroorlog om een van de twee partijen te steunen. Toen we ons terugtrokken, lieten we dus onze Vietnamese kameraden in de steek. Dit was een moreel verraad waarvoor onze vrienden een zware prijs hebben betaald. We moesten een wrede keuze maken tussen het voortzetten van een zinloze oorlog of het slachtofferen van onze vrienden. Internationale geopolitiek is een hard spel. Maar ondanks de dood en verwoesting die we Vietnam brachten – die nog veel erger is dan we Irak hebben aangedaan – zijn Amerikanen vandaag de dag bijzonder populair in Vietnam.’
‘Zolang ik president ben’, antwoordde Mr. Bush, ‘zullen we blijven, zullen we vechten en zullen we de oorlog tegen het terrorisme winnen.’
‘Maar Mijnheer de President’, zei ik, ‘zolang de bezetting door het Amerikaanse leger voortduurt, dient het als rekruteringsprikkel voor terroristen in gans het Midden-Oosten. Zoals de Vietnamveteraan en senator Chuck Hagel zegt: “Hoe langer we blijven, hoe meer problemen we zullen krijgen.” Dat is de fatale contradictie in de beleidslijn “staying the course”. Een andere fatale contradictie is dat het Iraakse leger groot Amerikaans geschut nodig heeft om de opstand neer te slaan, maar dat het onduidelijk is wanneer dergelijk geschut tegen het bezettingsleger zelf zal worden gebruikt.’
‘We zijn ze iets verschuldigd’, zei de president over de in Irak gesneuvelde Amerikaanse soldaten. ‘Wij zullen het karwei afmaken waar zij hun levens voor gaven.’
Zoals Stephen Schlesinger, directeur van het World Policy Institute, opmerkt: ‘Volgens deze logica zouden we in Vietnam hebben moeten doorvechten omdat we dat “verschuldigd” waren aan de vijftigduizend in dat conflict gesneuvelde Amerikanen. De belangrijkste kwestie in Irak is vaststellen wat onze werkelijke nationale belangen zijn.’
‘Mijnheer de President’, zei ik, ‘het is in ons nationaal belang deze zinloze oorlog te beëindigen.’ En toen werd ik wakker.