Zijn gitaarspel was primair, zijn vocale bereik beperkt, zijn timing onnavolgbaar; of zijn stem steeds net achter zijn spel aan bleef dribbelen. Maar als een optreden – ook al is het in een televisiestudio, met slechts de presentator en technici als publiek en het voorbijrazende autoverkeer als achtergrond – draait om het overbrengen van emotie, dan was dit een briljant optreden. Met gesloten ogen zong Baker met een stem die alle aandacht opeiste zijn nummers Broken Fingers en Angels, met in dat laatste nummer die herhaalde prachtzin: ‘Everybody’s at the mercy of another one’s dream.’ Hier zat een man, zo werd duidelijk uit iedere zin die hij zong, voor wie muziek om veel meer dan om entertainment ging. Voor wie muziek draait om zingeving.
Na de aanslag bij de marathon van Boston zette Baker een liveversie van datzelfde Angels op YouTube. Hij leidde het in met een verhaal. Zijn levensverhaal. Het verhaal dat hij inmiddels al lang niet meer vertelt op het podium, omdat zijn publiek het kent, en omdat het nooit sleets mag worden. Hij vertelde hoe hij in 1986 in die treincoupé zat in Cuzco, Peru, en hoe die trein werd opgeblazen door Lichtend Pad. Baker overleefde het ternauwernood en begon na een lange revalidatie zijn gevoelens op papier te zetten, en die woorden later op muziek. Dat vertelde hij niet in zijn filmpje, wel hoe hij zag dat alle andere reizigers in de coupé het níet overleefden, onder wie dat jongetje aan wie hij moest denken toen hij de beelden zag van het jongste slachtoffer in Boston. Er is geen enkel ideologisch of religieus excuus voor het vermoorden van kinderen, zei Baker, en hij zette Angels in. Huiveringwekkend mooi.
De afgelopen weken was Baker in Nederland voor een serie optredens ter gelegenheid van zijn nieuwe album Say Grace. Zijn vorige drie albums heeft hij opgeroepen tot een samenhangend geheel: de Mercy-trilogie. Deze staat daar los van, deze is in de woorden van Baker zelf ‘the same but different’. Het grootste verschil is het gemoed: dat is lichter. Zo ook zijn recente optredens. Er mag gelachen worden, er is meer ruimte voor de luchtigheid van het bestaan. Ronduit grappig zelfs is Ditch, waarin de hoofdpersoon zijn hart lucht over zijn baan, baas en vrouw. Het is een muzikale biecht.
Baker is een verhalenverteller, in de beste Amerikaanse traditie. Zijn liedjes zijn verhalen, zoals hij zelf meer een verteller dan een zanger is. Zijn taal is nauwkeurig en precies. Vaak heeft hij aan één zin genoeg om het beeld te schetsen. Het drama, of het melodrama. Dat laatste schuwt Baker niet. Isn’t Love Great gaat over een verliefd stel – punt. Geen verdriet, geen relativering – gewoon twee lelijke, grofgebekte mensen, hun liefde en de schoonheid ervan. Het is Baker op zijn best: een gitaar, een trompet, een stem als die van een oudere vriend, en een mooi verhaal. Baker durft sentimenteel te zijn in zijn beschrijvingen van alledaagsheid, en hij durft het sentiment juist weg te laten wanneer hij het grote leed beschrijft. Zoals in het deels Spaanstalige Migrants. Nergens gebruikt Baker bijvoeglijke naamwoorden voor de tragiek die hij bezingt. Hij heeft genoeg aan de onontkoombaarheid van zijn stem en van de feiten: ‘They got 12 lines in a midwestern paper/ On the pages with the adds for shoes/ They were 14 men, they got lost in the desert/ They were migrants/ They got 12 lines of news.’
Sam Baker, Say Grace, uitgegeven in eigen beheer