Bij de eigen aanhang kon Cyrille Regis geen kwaad doen. ‘Hark now hear the West Brom sing!/ A new king born today! His name is Cyrille Regis/ And he is better than Andy Gray’, klonk het veertig jaar geleden op de tribunes van The Hawthorns, waarbij dat laatste een steek was naar een streekrivaal. Bij het plotselinge overlijden van de Brits-Guyanese aanvaller van West Bromwich Albion, een van de eerste donkere topvoetballers op het eiland, gingen de gedachten vooral terug naar de racistische uitingen van vijandelijke fans. Racisme was indertijd bijna ‘de norm’ op de Engelse voetbaltribunes.

Voetballers uit de voormalige koloniën kregen bananen en een bloemlezing van discriminerende verwensingen naar hun hoofd geslingerd. De term nigger viel vaak, rijmend op trigger. Het allitererende black bastard werd ook veel gehoord. Voor zijn eerste interland ontving Regis een kogelbrief. ‘Als je een stap op het veld van Wembley zet, krijg je deze door je knieën’, stond er te lezen. Buiten de poorten stonden leden van het British National Front folders uit te delen. ‘There ain’t no black in the Union Jack’, luidde een bekende leuze.

Zijn antwoord op de oerwoudgeluiden was het scoren van doelpunten. Hij groeide uit tot een van de sterren van het swingende West Bromwich Albion van Ron Atkinson, een manager die later nota bene in opspraak kwam door, als tv-analist, de donkere speler Marcel Desailly ‘a fucking lazy thick nigger’ te noemen. Regis had indertijd twee donkere ploeggenoten: Laurie Cunningham en Brendon Batson. Het trio werd The Three Degrees genoemd, naar een philly-soulband uit Philadelphia. De bijnaam was als compliment bedoeld.

Naar buiten toe bleef Regis stoïcijns, maar de racistische aantijgingen lieten hem niet onbewogen. In zijn autobiografie Cyrille Regis: My Story schreef hij indertijd troost te hebben gevonden in een wild bestaan, met drank en overspel. Het had geen gevolgen voor zijn prestaties. De snelle en atletische spits scoorde 112 doelpunten in 297 wedstrijden voor The Baggies, waaronder hét doelpunt van 1982, een typische Regis-treffer: bal aannemen nabij de middencirkel, mannetje uitschakelen en van afstand snoeihard uithalen, alsof hij de opgekropte woede van zich af wilde schieten.

Cyrille Regis werd op 9 februari 1958 geboren in Maripasoula, een dorp in de binnenlanden van Frans Guyana. Zijn vader was een visser, maar besloot goud te gaan zoeken. Dat was geen succes, waarna hij naar het Verenigd Koninkrijk emigreerde. Een jaar later volgde de gezinshereniging. Ze vonden een vervallen etage langs de nu zo hippe Portobello Road. Na katholiek te zijn geschoold ging Cyrille werken als elektromonteur. Hij verdiende bij als betaalde speler bij amateurclubs en werd in 1977 ontdekt door West Bromwich-scout Ronnie Allen. Het clubbestuur was niet overtuigd, maar ging overstag toen Allen aanbood het transfergeld en salaris (zestig pond per week) te betalen. Onderdak vond hij bij een zwarte hospita, op een half uur lopen van het stadion. Regis groeide uit tot een clublegende. Gebrek aan prijzen deed hem in 1984 besluiten naar Coventry te vertrekken, waarmee hij in 1987 de FA Cup won.

‘Toen wist je niet dat je barrières afbrak’

Na zijn Coventry-tijd speelde hij nog bij Aston Villa, Wolverhampton Wycombe Wanderers en Chester City. In totaal heeft Regis vijf interlands gespeeld. Dat hadden er meer kunnen zijn als hij geen concurrentie had gehad van Gary Lineker. Een grote klap was het verlies van zijn grote makker Cunningham, die in 1989 om het leven was gekomen bij een auto-ongeluk. Regis zocht de hulp van God en werd een herboren christen.

Na zijn voetballoopbaan werkte hij als coach, spelersmakelaar en ambassadeur, samen met zijn tweede vrouw, voor de hulporganisatie WaterAid. In 2008 kreeg hij een uitnodiging van Buckingham Palace, waar hij werd verheven tot Member of the Order of the British Empire wegens zijn verdiensten voor het voetbal. Regis was niet de beste voetballer van zijn tijd, maar wel de belangrijkste, als rolmodel en inspiratiebron voor ‘erfgenamen’ als Dwight Yorke en Andy Cole. Vanwege het belang van voetbal in de Britse maatschappij reikte zijn invloed ver.

In The Guardian schreef de Brits-Indiase academicus en commentator Kenan Malik dat hij als jongen op de Spionkop, de beroemde staantribune van Liverpool, regelmatig ‘fucking Pali cunt’ werd genoemd, en soms bespuugd. Voor hem was Regis, hoewel van een rivaliserende club, een held, net zoals Liverpools eigen John Barnes dat jaren later zou worden, de legendarische Jamaicaanse aanvaller. ‘Volgende week speelt Liverpool tegen West Brom. Ik zal een toost uitbrengen op de herinneringen aan je. Ik heb veel aan je te danken, grote kerel.’

In The Daily Telegraph schreef Theresa May’s gewezen topadviseur Nick Timothy, zelf opgegroeid in de Midlands, dat de discriminatie waar Regis mee te maken heeft gehad nog steeds voorkomt. Hij wees op de voortijdige dood van oud-Aston Villa-speler Dalian Atkinson, die in een psychotische bui door de politie werd doodgetaserd en -geschopt. Dat soort geweld treft zwarte burgers vaker dan blanke. Hij wees er ook op dat er slechts één gekleurde manager is in de Premier League, Brightons Chris Hughton, zoon van een Ierse moeder en Ghanese vader.

Met openlijk racisme hebben gekleurde voetballers op het eiland amper meer te maken. In een recent interview zei Regis dat het racisme simpelweg voortkwam uit het feit dat hij een van de weinige donkere spelers op het veld was, en dat hij daarbuiten weinig problemen ondervond. Als een pionier of activist heeft hij zichzelf nooit gezien. ‘Toen wist je niet dat je barrières aan het afbreken was’, blikte hij terug, ‘alleen geschiedenis kan je dat vertellen.’ Regis overleed aan een hartaanval.