D66 heeft altijd twee gezichten gehad. Het ene gezicht straalde twijfel en terughoudendheid uit. Het andere was de uitdrukking van zelfvertrouwen en machtswil. Het ene gezicht werd belichaamd door Hans van Mierlo, de mees ter van de paradox. Het andere werd verpersoonlijkt door Hans Gruijters, de be stuurder van de provocatie. Van Mierlo zocht de dilem mas, Gruijters gaf er het antwoord op. Samen heetten ze het «redelijk alternatief».
Dat dubbele aangezicht was nooit een probleem. Met het «pistool op de borst» koos D66 meestal voor een coalitie met de PvdA. De Democraten wisten in die constellatie altijd de indruk te wekken dat zij het waren die de botte sociaal-democraten in het gareel hielden, de populair conservatieve liberalen aan hun erfgoed herinnerden en tegelijkertijd de behoudende christen-democraten de dampen aanjoegen met hun immateriële agenda.
Die tijd is voorbij. In 2003 heeft D66 willens en wetens gekozen voor deelname aan een kabinet dat bezig is Nederland in neo te hervormen. Of die agenda neoliberaal is dan wel neoconservatief is onduidelijk. De christelijke minister Donner van Justitie is soms liberaler dan zijn liberale ganggenoot Verdonk van Vreemdelingenzaken & Integratie op hun beider ministerie in Den Haag. Maar helder is wel dat alles anders moet. De drie bewindslieden van D66 hebben zich daarbij in de voorste linies gemeld.
Maandag was staatssecretaris Medy van der Laan voor Cultuur & Mediabeleid in de Tweede Kamer om haar hervormingsplannen voor de publieke omroep te verdedigen. Met de handen op de rug probeerde ze daar de programmas van NPS nog drie jaar respijt te geven, hoewel de omroepstichting zelf in 2008 om zeep zal worden gebracht. Ze veinsde zo een autonome positie, nadat ze eerder door haar coalitie partners Verhagen en Van Aartsen en haar eigen partijgenoot Bakker was geschoffeerd toen die gedrieën en buiten haar om het compromis sloten dat de NPS straks de kop kost. Als D66 niet wordt gered door de val van het kabinet zal de partij dus moeten tekenen voor de ondergang van de enige omroep die ze met recht als de hare zou kunnen omarmen.
Daarbij blijft het niet. D66 beschikt ook nog over minister Alexander Pechtold van Allerhande Vernieuwing. Het valt niet te ontkennen dat Pechtold zich serieus van die taak kwijt. In zijn formele portefeuille «bestuurlijke vernieuwing» is hij de weg al na een half jaar zo goed als kwijt, simpel omdat hij geen milli meter ruime krijgt van CDA en VVD. Maar informeel is hij onvervaard in de aanval. Zaterdag was het weer raak. In een interview met De Telegraaf bepleitte Pechtold een politieke plus een staatsrechtelijke omwenteling. Ten eerste wil hij de hypotheekrenteaftrek «bespreekbaar» maken. Dat is op zichzelf oude koek, ware het niet dat Pechtold minister is in een kabinet dat de aftrek juist niet wil bespreken. Niet zonder reden ook, gelet op de hoeveelheid verwarring die de burger via zorgstelsel en sociale zekerheid komend jaar nog over zich heen krijgt. Pechtold wil dus over iets spreken zonder daarover iets te willen besluiten. Ten tweede wil hij afrekenen met de traditie dat het kabinet met één mond spreekt. «Laat maar zien wat de verschillen zijn tussen de bewindspersonen van verschillende politieke kleuren», aldus Pechtold, mits de minderheid zich na de besluitvorming maar voegt naar de meerderheid. Het is een pleidooi voor kakofonie aan het Binnenhof, voor democratisch centralisme binnen het kabinet, en dus een breuk. Pechtold beseft dat hij moet oppassen voor een windmolenimago à la Don Quichot «ik voel die kwetsbaarheid, het risico van afgebrand worden, maar ik doe het gewoon zo» maar hij doet het allemaal ter wille van het volk, dat er anders niets meer van begrijpt. Of al dat die bespreekbaarheid van verschillen ooit de kolommen van de Staatscourant haalt, is niet zijn zorg.
Vice-premier Brinkhorst geeft deze twee jongere bewindslieden op gezette tijden rugdekking. Maandag heeft hij Pechtold via de radio naar voren geschoven als tegenkandidaat van partij leider Dittrich. Beiden zijn «voortreffelijk», aldus Brink horst. Pechtold is zo goed omdat hij alles durft te zeggen zonder zich te bekommeren om de consequenties. Dat Brinkhorst dit waardeert, heeft veel te maken met zijn eigen karakter. Ook hij zegt van alles. Het aantal uitspraken dat de minister van Economische Zaken afgelopen jaar heeft ingeslikt onder meer over «eens een rat, altijd een rat» Ed van Thijn, over Irak en over de film Submission is nog net op de vingers van één hand te tellen. Hij maakt zich niettemin geen zorgen over deze politieke variant van het syndroom van Gilles de la Tourette. Sinds de opkomst van en moord op Pim Fortuyn lijken meer politici zich te laten inspireren door de Franse arts die in 1885 de ongecontroleerde uitbarstingen van vuile taal als ziekte beschreef. Maar het syndroom leidt er bij D66 toe dat de partij zich eerder aan schildknaap Sancho Panza zal moeten spiegelen dan aan zijn Don Quichot van La Mancha.
Zonder D66 valt het tweede kabinet-Balken ende. Dat weet een kind. D66 kan dus veel meer eisen dan de electorale omvang van de partij rechtvaardigt. Dat weet ook iedereen. Maar D66 spot met al deze wetten van de macht. Vorige week steunde fractieleider Boris Dittrich minister Ben Bot van Buitenlandse Zaken, die iets anders terugkijkt op de casus belli in Irak dan het kabinet, om vervolgens geen enkele politieke consequentie te trekken uit het feit dat de coalitie Bot en Dittrich juist niet steunt en hun ideeën zelfs niet bespreekbaar wil maken.
Is het syndroom van Gilles de la Tourette dan misschien een ideële deugd in de politiek? Het lijkt immers heroïsch en hypermodern. We roepen maar wat: leuk toch? Nee, het is om te huilen. Sterker, het tendeert naar antipolitiek. En dat is D66 aan te rekenen, een partij die pa tent heeft op het idee dat politiek en democratie nooit uit elkaar mogen worden gespeeld.