Bij de stembus zal het D66 waarschijnlijk niet in dank worden afgenomen dat ze Sorgdrager zo gemakkelijk heeft afgedankt. Mevrouw Borst probeerde het nog heel voorzichtig door haar ‘eerlijkheid’ te prijzen. Maar een enkel woord van VVD-leider en coalitiepartner Bolkestein was voldoende voor het definitieve afscheid. Winnie Sorgdrager had zich ‘onmogelijk’ gemaakt door in een interview in NRC Handelsblad van 29 april kritiek te uiten op haar eigen ambtenaren. Dat is een doodzonde in de politiek. En toch had iedereen in datzelfde NRC Handelsblad keer op keer kunnen lezen hoezeer zij gelijk had, als anonieme bronnen op het ministerie van Justitie weer eens journalisten inschakelden om hun tegen de minister gerichte opinies als ‘lekken’ te ventileren.
In zekere zin kondigde Sorgdrager haar vertrek in datzelfde interview aan door van zichzelf te zeggen dat zij helemaal niet geschikt is voor het ministerschap: ‘Welnee! Ik deug eigenlijk niet voor de politiek, in ieder geval niet voor het politieke spel. Ik doe wel graag iets voor de publieke zaak, maar dat kan ook buiten deze gangen.’
Ze geeft in het interview tal van redenen waarom het wellicht mis is gegaan. Misschien ligt het aan de combinatie D66 en Justitie? Zij vindt wel dat D66 op dit departement moet blijven om de ‘vermaatschappelijking van justitie’ door te zetten. Misschien ligt het aan het verschil in cultuur tussen haar werk bij het Openbaar Ministerie en in het politieke overleg. Als officier van justitie hoor je geen vooroverleg te voeren met rechters of advocaten, in de politiek is dat heel normaal. Of zou het misschien komen omdat zij een vrouw is? Maar, zou je daar tegenin kunnen brengen, vrouwen op andere departementen ondervinden daar toch ook geen moeilijkheden van.
Zij uit in het interview inderdaad krasse taal. Er waren strategie‰n geweest om haar als minister ‘kapot te maken’. Uit Justitie was regelmatig informatie gelekt, er gingen blanco enveloppen met belangrijke rapporten naar de kranten. Om haar een ‘hak te zetten’ hadden leden van het Openbaar Ministerie de oppositie met informatie gevoed. Koekoek van het CDA was tot op het detail geãnformeerd: ‘Ik had in mijn stoutste en somberste momenten niet kunnen bedenken dat de top van het OM zich zo zou opstellen.’
Met dit eerlijke interview maakte Winnie Sorgdrager zich definitief onmogelijk. ‘Een minister mag in het openbaar nooit kritiek hebben op zijn of haar ambtenaren, laat staan zich erachter verschuilen’, zei Bolkestein op de televisie. De andere paarse partijen sloten zich daar stilzwijgend bij aan, zodat haar niets anders overbleef dan zelf te besluiten dat zij na de verkiezingen niet meer zou terugkeren.
TOEN ZIJ DAT zaterdagmiddag in vertrouwen tegen de top van D66 vertelde, was de reactie volgens Het Parool ‘ijzig’. ‘O nou, dan moet je dat vanavond maar bekendmaken’, werd haar gezegd. Dus was zij gedwongen zelf op een campagnebijeenkomst in Maastricht haar besluit openbaar te maken. Klaarblijkelijk in de hoop dat het D66 nog goed zou kunnen doen. Zij vertelde de pers dat zij zich ‘te generaliserend’ had geuit, en dat alle ambtenaren bij terugkeer van een vakantie waarbij het hele ministerie van Justitie op slot zit, op 6 mei een excuusbrief van haar zouden vinden. De offici‰le reactie van D66 was niet minder koel. Thom de Graaf zei tegen de Volkskrant dat hij ‘respect’ had voor haar beslissing: ‘Het is een goede afweging het belang van de rechtshandhaving te laten prevaleren.’ Dat belooft niet veel goeds.
Deze week roept premier Kok Sorgdrager op het matje over haar interview. Volgende week debatteert de Tweede Kamer erover en zal het CDA voor de honderdste keer een vervroegd aftreden van Winnie Sorgdrager eisen. Het is vreemd om een minister die na de verkiezingen sowieso demissionair is, ook nog eens tot aftreden te dwingen. Maar als het CDA hard genoeg dramt op ‘het belang van de rechtshandhaving’ kunnen ze bij Thom de Graaf op een gewillig oor rekenen.
Zou dat een goed signaal zijn? Er vindt een gevecht plaats tussen een minister en haar ambtenaren. De minister verliest. Moet zij dan ook nog publiekelijk vernederd worden door haar in het openbaar de kop af te hakken? Het vreemde is dat vooral juristen zich tegen Sorgdrager hebben gekeerd; voor de meeste gewone mensen lijkt de val van Sorgdrager juist onaanvaardbaar. De minister hoort toch de baas te zijn en niet de ambtenaren? De justitiebureaucratie met zijn traditie van law and order mag toch niet winnen van modernere idee‰n? Een minister die eerlijk haar problemen aan de orde stelt, hoeft toch niet te worden geslachtofferd?
DAAR KOMT BIJ dat nog maar veertien dagen geleden een onderzoeksrapport uitkwam dat minister Sorgdrager voor een goed deel in het gelijk leek te stellen. Het rapport lijkt gek genoeg nu alweer in alle verkiezingsbesognes vergeten te zijn. Twee hoogleraren in de organisatiesociologie, W. Buitelaar en C. Zwart, kregen begin maart een offici‰le opdracht onderzoek te doen naar het verloop van de crisis tussen het departement van Justitie en het Openbaar Ministerie, en aanbevelingen te doen voor de toekomst. Terugkijken naar morgen heet het rapport. Het ontlast de minister in hoge mate, zou ik zeggen. Zij trof bij haar aantreden een situatie aan van verwarring en onzekerheid, die de onderzoekers ‘uiterst lastig, om niet te zeggen deprimerend’ noemen. Haar voorganger, Hirsch Ballin, die met zijn gehamer op criminaliteitsbestrijding boven alles de IRT-affaire op zijn geweten had, was net afgetreden. De ambtenaren namen een ‘afwachtende houding’ aan en lieten Sorgdrager in een toestand van ‘bestuurlijke eenzaamheid’ aanmodderen.
Illustratief was dat Sorgdrager tijdens het kamerdebat over de gouden handdruk voor de vanwege zijn rol in de IRT-affaire ontslagen procureur-generaal Van Randwijck zonder ambtelijke ondersteuning en ‘met enkel een velletje papier’ tegenover de Tweede Kamer stond. De situatie die Sorgdrager aantrof, was kortom niet door haarzelf geschapen. Het was, onder andere door de nawee‰n van de IRT-affaire, een ‘voedingsbodem van conflicten’, en volgens de onderzoekers waren de verhoudingen tussen het Openbaar Ministerie en het ministerie van Justitie al jarenlang zo slecht dat een keiharde botsing nauwelijks viel te vermijden. Dat die crisis op 22 januari tot een uitbarsting kwam toen het ging om de bijbaan van procureur-generaal Steenhuis bij hetzelfde onderzoeksbureau dat de situatie in zijn rayon Groningen moest onderzoeken, is vanuit die visie niet meer dan toeval. En dat Sorgdrager door haar ambtenaren niet over deze bijbaan was geãnformeerd, is dan slechts een bijkomend detail.
Overigens vonden de onderzoekers dat de rol van premier Kok, die tegen de afspraken in op eigen houtje ging optreden, de crisis bij Justitie alleen maar heeft verergerd. Ze hekelen ook de werkwijze van Docters van Leeuwen, die overigens niet met de onderzoekers had willen praten. Hij was zelf door Sorgdrager van Binnenlandse Zaken naar Justitie gehaald, maar, aldus het rapport: ‘Zijn creatieve en onorthodoxe werkwijze houdt geen halt bij de grenzen van het Openbaar Ministerie. Hij breidt zijn activiteiten uit tot in de politieke arena.’ Dat hebben televisiekijkers zelf kunnen waarnemen, toen Docters van Leeuwen als super-pg in het programma Buitenhof bijna een oorlog met Suriname aankondigde, want hij moest en zou Bouterse voor het einde van het vorig jaar gearresteerd hebben.
Vanuit dat oogpunt is de val van Docters van Leeuwen niet meer dan logisch geweest. Het is zwak dat hij de onderzoekers niet te woord heeft willen staan en wel in de kranten een woedend commentaar op het rapport geeft. De Tweede Kamer heeft Sorgdrager na de Steenhuis-crisis het voordeel van de twijfel gegeven en de CDA-fractie liet indertijd zelfs haar justitiewoordvoerder Koekoek vallen, omdat hij op te hoge toon en te snel de val van de minister had ge‰ist.
WAT IS ER misgegaan dat Sorgdrager nu definitief in het stof heeft moeten bijten? Professor Wout Buitelaar, een van de twee opstellers van het rapport, weigert commentaar te geven. Hij en zijn medeopsteller hadden zich nu eenmaal voorgenomen na verschijning van het rapport naar buiten toe geen uitlatingen te doen, ‘zoals een dokter die ook geen mededelingen doet over een pati‰nt die hij heeft onderzocht’. Hij was zelfs direct na het indienen van het rapport op vakantie gegaan en na terugkeer was hij wel verbaasd dat het allemaal zo was gelopen, maar ‘opgewonden’ was hij er niet over. Waar het om gaat, is dat de reorganisatie van het Openbaar Ministerie wordt voortgezet. Buitelaar is niet bang dat dat met een nieuwe minister van Justitie minder goed zal lopen dan onder Sorgdrager. Wat hem betreft is het belangrijk dat dit onderzoek heeft kunnen plaatsvinden en dat het mogelijk is lessen te trekken uit de ontwikkeling van dit conflict.
Ook Ed. van Thijn kan Sorgdrager weinig steun bieden. Ik raadpleeg hem omdat hij vorig jaar bij zijn aanvaarding van het bijzonder hoogleraarschap op de Dr. J.J.M. den Uylstoel, een opmerkelijke oratie hield (Baas boven Baas, over politiek en bureaucratie). Daarin constateerde hij dat in het krachtenspel tussen ambtenaren en politiek het zwaartepunt steeds meer naar de ambtenarij dreigt te verschuiven. Hij vindt de kwestie-Sorgdrager zeer interessant, hij zal de zaak zeker bij zijn colleges gaan gebruiken, maar dit is allerminst een goede illustratie voor zijn stelling. Sorgdrager mag dan eerlijk zijn geweest over het optreden van haar ambtenaren, maar door daarover uit de school te klappen, doet zij afbreuk aan de ministeri‰le verantwoordelijkheid die zij voor diezelfde ambtenaren heeft. Dat is heel gevaarlijk, want als de ministeri‰le verantwoordelijkheid, zelfs voor zaken waar de minister praktisch geen weet van kan hebben, wordt verzwakt, zal de minister voortaan in de luwte worden gehouden en kunnen de ambtenaren hun eigen weg gaan.
ER IS DUIDELIJK sprake van een paradox. Sorgdrager stelde een re‰el probleem aan de kaak, maar door de wijze waarop zij dat deed, verergerde zij het slechts. Hoe een minister moet omgaan met tegenstribbelende of lekkende ambtenaren blijft een probleem. Hij of zij moet interne maatregelen treffen, maar krijgt dan de ambtenaren nog sterker tegen zich. Dat is het zorgelijke aan de ontwikkelingen op Justitie. Ook een aardige, intelligente, mooie, vrouwelijke minister, over wie iedereen zegt dat zij inhoudelijk zo goed en voortvarend heeft gewerkt, kan struikelen over het geharrewar en gekissebis op haar ministerie.
Zij had, zegt Ed. van Thijn, net als staatssecretaris Elisabeth Schmitz in de Iran-affaire moeten zeggen: ‘Ik wist het niet, ik had het moeten weten, maar ik ben wel verantwoordelijk.’ Er is geen andere weg.
Als de Tweede Kamer dan, zoals in het geval van Schmitz, besluit de bewindspersoon toch te laten zitten, is dat een andere zaak. Maar een minister moet zijn ambtenaren dekken, juist om het primaat van de politiek te handhaven.
En toch zullen veel mensen vinden dat met het verdwijnen van een zeer competente minister de Nederlandse politiek er niet echt mooier op is geworden.
Dag winnie
Waarom moest Winnie gaan? Eerlijk duurt het kortst, blijkbaar. Hoe een minister moet omgaan met tegenstribbelende of lekkende ambtenaren blijft een probleem. Over de bestuurlijke eenzaamheid van een minister. ..LE MET NIET MEER dan een zucht, en nog niet eens een diepe zucht, heeft D66 haar laten vallen, Winnie Sorgdrager, minister van Justitie van 1994 tot 1998. Het Parool meldde vorige week dat Thom de Graaf al maanden geleden wist dat zij niet voor een tweede termijn als minister in aanmerking kwam en allang andere kandidaten voor de post heeft gepolst, toen nog in de veronderstelling dat D66 zoveel stemmen zou verkrijgen dat ze een minister van Justitie zouden kunnen leveren.
www.groene.nl/1998/19