De Tour de France heeft zo zijn eigen metaforen. Kleine gebeurtenissen die op zichzelf niet veel voorstellen maar die in overdrachtelijke zin een grotere betekenis hebben en iets zeggen over het geheel. Het geheel van de ronde, maar ook over de wielersport zelf.
Zo zagen we een week geleden een keelsnoerend moment toen de Duitser Krauss, midden in een peloton op snelheid, vergat uit te wijken voor een vluchtheuvel. Het was zo’n etappe vol rotondes, waar elke keer het peloton in tweeën spleet als de Rode Zee voor Mozes. Een mooi gezicht, vooral uit de lucht, als zo’n pak wielrenners als een rits uiteen gaat, half linksom en half rechtsom de rotonde neemt en zich daarna weer aaneenvoegt, ook als een rits. Vóór zo’n rotonde staat meestal een man met een vlag, een gele. Hij zwaait druk met zijn vlag om de renners te waarschuwen: hier ligt een rotonde, pas op. En de mannen passen op.
Een paar rotondes ging het goed, ook voor Krauss. Toen kwam er een vluchtheuvel, met een paaltje ervoor, zo’n paaltje waar een verkeersbord op kan zitten. Het peloton week vloeiend uiteen, ging linksom of rechtsom langs de vluchtheuvel. Alleen Krauss niet. Die ging rechtdoor. Met vijftig kilometer per uur fietste hij recht tegen het paaltje op. We zagen in de herhaling hoe zijn fiets drie meter de lucht in vloog, zich in slowmotion in elkaar vouwde en als een verfrommeld total-loss stuk carbon weer ter aarde daalde. Krauss lag een stukje verder op de grond, geschokt en verdoofd. Hij schudde met zijn hoofd.
Dat is een mooie metafoor voor de wielersport. Er had voor die vluchtheuvel een man moeten staan met een gele vlag, om te waarschuwen: pas op, hier is een gevaarlijk object, een vluchtheuvel met een paaltje. Daar kunnen ongelukken van komen.
Op vergelijkbare manier zou er iemand aan het einde van de wielerloopbaan moeten staan zwaaien om de renners te waarschuwen: pas op, hier ligt een gevaarlijk object, een zwart gat. Hier beginnen uw nadagen. Daar kunnen ongelukken van komen. Vraag maar aan Marco Pantani.
Het is van een grote treurigheid, een sporter ‘in de nadagen van zijn carrière’. Dat wordt wel gezegd: ‘In de nadagen van zijn carrière tekende hij nog een keer een lucratief contract bij de Arabische club Al-Jazira. Na daar nog een jaar te hebben gespeeld, beëindigde hij zijn rijke loopbaan.’
In die nadagen begint het zwarte gat zich af te tekenen en de sporter aan te trekken. Vooral wielrenners hebben het zwaar, omdat die meestal nauwelijks een opleiding hebben. Die hebben na hun leven als wielrenner niet zomaar een ander leven dat ze kunnen gaan leiden. Sommigen hebben het geluk dat ze ‘in de wielrennerij’ iets gaan doen, en een enkele geluksvogel wordt analist of commentator. Maar de meeste renners worden opgezogen door het zwarte gat, het onvermijdelijke einde van de nadagen.
Je hebt eerst de nu-dagen, waarin alles gebeurt. Dan heb je de dagen dat het niet meer nu is. En dan ben je dus niet meer wie je was omdat je niet meer bent wat je was: die topsporter, die held, die bewonderde atleet met de wereld aan zijn voeten. In de nadagen heb je niets meer aan je voeten, hoogstens je pantoffels. Jij ligt aan de voeten van de wereld, en je moet oppassen dat je niet wordt vertrapt en vertrampeld door alle onverwachte ellende die op je pad komt en over je heen dondert.
Nadagen, dat is dat je niet meer dat tak-tak-tak hebt en wegrijdt bij de anderen, de Galibier op. Of je hebt nog wel een beetje dat tak-tak-tak, maar net een tandje lager en je rijdt niet meer weg van de anderen de Galibier op. Als je de Galibier af rijdt heb je niet meer de durf om de haarspeldbochten vol in te duiken, om als een steen naar beneden te fietsen. Je bent meer een kiezel die een heuvel af rolt.
Het pief-paf-poef is verdwenen, waarmee je versnelde en de gele trui je hielen liet zien om na de finish diezelfde trui om je eigen schouders te krijgen.
Het is er niet meer. Dat is op zich misschien niet erg, maar het is wel erg omdat het er eerder altijd wél was. Je hebt het niet meer en je bent het niet meer.
En dan val je. In het zwarte gat. Dat enorme, diepe zwarte gat. Waar Marco Pantani in viel. Die beëindigde zelf zijn leven, in een sombere hotelkamer. Zijn carrière was toen al enige tijd voorbij.
De nu-dagen zijn een glanzende bergpiek. De nadagen zijn een zwart gat.
Eigenlijk is het hele leven een aaneenschakeling van nadagen.