Julia Titi, de minnares van Domitianus. Marmer met verfresten, h. 33 cm., Romeinse Rijk, 90 na Chr. © The J. Paul Getty Museum

Domitianus was Romeins keizer tussen 81 en 96, de derde uit het Flavische huis, de zoon van de grote Vespasianus, die een einde had gemaakt aan de chaos na de dood van Nero, en de jongere broer van Titus. De oude classicus John W.E. Pearce (1864-1955) schreef in 1901 (in The Agricola of Tacitus) dat Domitianus door zijn vader en zijn broer nadrukkelijk op de achtergrond was gehouden; toen Titus in 81 plotseling overleed en Domitianus toch op de troon kwam, had die verwaarlozing hem verbitterd. Zijn keizerschap werd daarom even verheven als absoluut. Hij onderdrukte de Senaat, hij betoonde zich energiek en capabel inzake oorlog maar zonder majeure successen, en tegen de toenemende oppositie van de senatoren steunde hij vooral op zijn populariteit onder de bevolking en het leger. Die paaide hij met spectaculaire spelen in het nieuwe Flavische amfitheater, het Colosseum, en ruime staatssubsidies, maar de kosten daarvan leidden tot afpersing en confiscatie, en daarna tot paranoia en tirannie. Domitianus werd daarom in 96 in zijn bed vermoord, waarna zijn opvolger Nerva en de Senaat hem veroordeelden tot een ‘damnatio memoriae’: het volledig uitwissen van zijn naam en beeltenis in de openbare ruimte. Tacitus, zelf senator, was graag behulpzaam in het verder met modder besmeuren van zijn nagedachtenis.

Munt met beeltenis van Domitianus Aureus, goud, 82-83 na Chr. © De Nederlandsche Bank Amsterdam

Die ‘damnatio’ is hoe dan ook grondig mislukt: het Rijksmuseum van Oudheden portretteert Domitianus in een fraaie tentoonstelling die qua biografie eigenlijk die visie van Pearce volgt: de keizer had een naar karakter, en zijn regering eindigde in terreur, maar per saldo was dat toch een periode van voorspoed. Die blijkt vooral uit grote bouwactiviteit in Rome en in een actieve bevordering van de kunsten, die natuurlijk sterk verbonden waren met de representatie van Domitianus als keizer en, op den duur, als god, en zo is dit vooral een tentoonstelling over de esthetica van die representatie. Het beschikbare materiaal is rijk, goed gekozen, en bij tijd en wijle overdonderend fraai; het rmo werkt hier samen met het J. Paul Getty Museum en de Vaticaanse en Capitolijnse Musea. Onder de bruiklenen zijn zowel grote stukken klassiek beeldhouwwerk en bouwfragmenten als tere glazen flessen en blinkend goud van munten en juwelen. Het onmiskenbaar hoogtepunt is een ensemble van marmeren portretten van vrouwen uit keizerlijke kring, met hun merkwaardige Flavische haarmode, een hoog opgestoken krullentooi.

Die ‘damnatio memoriae’ is een intrigerend idee. Je ziet een portretbuste van Vespasianus die mogelijk een verhakte buste van Nero is, en een buste van keizer Nerva waarvoor weer een portret van Domitianus werd bijgewerkt. Ook de vinnige literatuur van Tacitus moet zo gezien worden: de keizer was vermoord, de nieuwe dynastie zat nog wankel in het zadel, en dus was het belangrijk Domitianus postuum als een monster neer te zetten. In een terzijde is te zien dat hij mogelijk ook voet heeft gezet op Nijmeegse bodem, en dat de dakpannen, bakstenen en olielampjes daar nog lang het stempel LXG PFD droegen: het tiende legioen Germania, Pia Fidelis Domitiana, ‘trouw en toegewijd aan Domitianus’.

God op aarde: Keizer Domitianus. Rijksmuseum van Oudheden, Leiden, t/m 22 mei